12 Proefsleuven in het terrein, (foto WAD) bouwd of vonden hun oorsprong in een oudere (middeleeuwse) boerderij en soms ook een kasteel. Deze buitenplaatsen zijn karakteristiek voor Walcheren, maar tot op heden is over de buitens en hun bewoners in archeologisch opzicht weinig bekend. Ze vormen een belangrijk onderzoeksthema voor de Walcherse Archeologische Dienst (WAD). In de zomer van 2009 groef de WAD de resten van het voormalige hof Ramsburg ten noorden van Middelburg op. De ligging van het hof was herleid op basis van de kaart van de gebroeders Hattinga uit 1750 en de kadasterkaart van 1822. Door een verkennend booronderzoek - uitgevoerd door SOB Research - en milieusonderin gen door de WAD, kon de locatie van het hof nader worden bepaald. Een veelbelo- vend aspect van het onderzoek vormde de mogelijke aanwezigheid van resten van een voorganger van het hof. Conservering Om de conservering en de exacte locatie van de buitenplaats te bepalen werd in een eerste fase een kruis van drie proefsleu- ven aangelegd. Het afgebakende terrein (ca. 2.265 m2) werd daarna in negen brede werkputten vlakdekkend opgegraven. Op de gedetailleerde bodemkaart van Bennema en Van der Meer uit 1952 staan binnen het onderzoeksterrein twee getij-in versieruggen aangegeven. Het betreft hier vertakkingen van een fossiel kreeksysteem dat actief was vanaf 3000 voor Christus tot de vroege Middeleeuwen. Tegen het eind van de vroege Middeleeuwen zijn deze stroomgeulen geleidelijk verland met meer zandige afzettingen, die in de loop der tijd minder sterk zijn ingeklonken dan de om liggende komkleigronden. Hierdoor ging de oorspronkelijke geul zich als een lichte ver hoging, een zogenoemde getij-inversierug of kreekrug, in het landschap aftekenen. Door hun hogere en daardoor drogere lig ging vormden deze kreekruggen een aan trekkelijke woonlocatie, waarop de meeste Walcherse dorpen en steden in de loop van de Middeleeuwen zijn ontstaan. Ook veel buitenplaatsen lagen op deze hogere kreekruggen en het hof Ramsburg vormde hierop geen uitzondering. Alle sporen werden net onder het maai veld, op de top van de kreekrug, aange troffen. De conservering van de hoger ge legen structuren is erg slecht. Dit is, naast erosie en beploeging, grotendeels te wijten aan de rigoureuze aanpak bij de sloop van het buiten in het midden van de negentien de eeuw. Hierbij werd al het bruikbare

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2012 | | pagina 14