pelijk gebied en bij enkele van deze initia
tieven betaalde hij de kosten uit eigen zak.
De Middelburger woonde aan de Dam, in
het nog steeds bestaande pand De Groote
en de Kleine Christoffel. In dat huis ontving
hij in juli 1786 hoge gasten: stadhouder
Willem V en zijn gezin.
Naast zijn bestuurswerkzaamheden was
Radermacher zakenman. Zijn activiteiten
in polderprojecten leverden hem geen
windeieren op. Op zijn initiatief ontstond bij
Arnemuiden een tweetal landwinningen: de
Suzannapolder, genoemd naar zijn eerste
vrouw Suzanna Libertina Boogaert van Al-
blasserdam, en het Clasinapoldertje, naar
zijn tweede vrouw, Clasina Petronella de
Kokelaar.
Eind 1762 kocht Radermacher buiten
plaats Poppenroede-Ambacht aan de
Seysstraat (later Seisweg), even buiten
Middelburg aan de weg naar Buttinge. In
1771 maakte Jan Arends in opdracht van
Radermacher een twaalftal tekeningen van
het zomerverblijf.
De heer van Nieuwerkerke steunde de
kerk en de armen van Arnemuiden en hij
stond bekend als opvallend gul.
Maar hij viel ook op door zijn bokkenspron
gen, en de volgende anekdotes illustreren
die. Daniël was een bijzonder gastvrij man
en er kwamen dan ook vaak gasten bij
hem dineren. Aan zijn bedienden droeg hij
eens op om van elk gerecht dat op tafel
kwam, en van elke soort wijn die werd ge
schonken, een gedeelte in een porseleinen
emmer te werpen. Na de maaltijd nodigde
hij zijn gasten uit om "door het zien van dit
walgelijk mengsel een denkbeeld van de
inhoud van hun maag te vormen"...
Toen Daniels vader overleed werd het fa
miliegraf van de Radermachers geopend.
Moeder Elisabeth de la Rue, die daar ook
ter aarde was besteld, was op dat moment
al 31 jaar dood. Daniël boog zich over de
resten van zijn moeders doodskist en nam
daar een tand en een haarlok uit. Hij stop
te ze in een klein pakketje waarop hij
naast "memento mori" schreef: "Dit stren
getje haar heb ik, Daniël Radermacher,
nevens een tand uit de vergane doodskist
van mijn hoogwaarde moeder Elisabeth de
la Rue bewaard, nadat zij ruim 31 jaar be
graven was geweest."
Naar Parijs
Van 4 augustus tot en met 9 september
1772 gingen de drie dus naar Parijs.
Vanuit Middelburg werden de heren naar
Vlissingen gebracht waar ze met een VOC-
jacht overvoeren naar Borssele. Aan de
overkant van de Westerschelde vervolgden
ze per koets hun reis richting Gent en
Rijsel naar Parijs.
De terugreis verliep weer via Rijsel en ver
volgens via Brugge, Sluis en Breskens
naar Middelburg.
Wie na het lezen van de introductie in
dichtvorm een smeuïg verslag verwacht,
komt bedrogen uit. Het verslag is serieus
en gedetailleerd. Zelfs saai. In de gedetail
leerde beschrijving van de stad worden
voornamelijk stadspaleizen, kloosters en
kerken in het centrum en talloze Parijse
wijken beschreven, aangevuld met versla
gen van uitjes naar Versailles en omge
ving.
Het is opvallend hoe de heren, zelf toch
niet onbemiddeld, hun ogen uitkeken in de
wereldstad. Vooral de grootschaligheid en
de luxe vonden ze indrukwekkend.
De auteur, Johan Steengracht, gaat in zijn
verhaal niet in op privézaken. Maar gezien
zijn openhartige voor- én nawoordje in
dichtvorm - waarin een vette knipoog zit -