mogen we ervan uitgaan dat hij en zijn reisgenoten de bloemetjes hebben buiten- gezet in de stad der liefde. Johan was ongeveer een half jaar eerder weduwnaar geworden, Nicolaas was acht tien jaar en net aangenomen aan de Utrechtse universiteit en Daniël was waar schijnlijk wel te vinden voor een uitspat tinkje, ver weg van zijn vrouw die een tamelijk zwakke gezondheid had. Dat het verslag en het gedicht in het ar chief van de familie Schorer terecht zou den komen, kon Johan niet bevroeden. En dat er in het tijdschrift van de Heemkundi ge Kring Walcheren 240 jaar later aan dacht aan zou worden besteed, al hele maal niet. Johans schrijven was eigenlijk slechts gericht aan vriend Daniël en even tueel aan "een lezer, zo g' het lezen liet". Daniël kreeg het verslag als dank voor zijn gezelschap tijdens de reis naar Parijs. Het gedicht bestaat uit een aanhef, drie coupletten van zes regels en een na- woordje van één couplet van zes regels. "Aan den weledelgestrengen Heer, Mr. Daniel Radermacher, Heer van Nieuwer- kerk, oud raad der stad Middelburg en be windhebber van de Oostindische compag nie ter kamer Zeeland. Zie daar mijn vrind van Nieuwerkerk 't Journaal van 't geen w' in Vrankrijk zagen, het wordt U vriend'lijk opgedragen Kan 't aan uw keurig oog behagen dan is de moeite niet te sterk en eers genoeg voor 't kleinen werk. Een lezer (zo g' het lezen liet), zou mogelijk vragen, en met reden, of m' in Parijs en and're steden, zo'n lusthof vol bevalligheden niets dan paleis en kerken ziet? Zeg dien... men schrijft juist alles niet. Maar mogt een jonge Cosse Guant, pas van Parijs gekomen, 't wagen, om zeer serieus U af te vragen of wij dan Miss. du Thee? niet zagen of Des Noijers, die roem van 't land, zeg vrij, wij vonden die charmant. Dank hebt g' intussen, waarde vrind, Dat gij daartoe wilde overhellen Om op dit reisje ons te verzeilen Wij kunnen veel elkaar vertellen Van 't geen m' in Vrankrijk 't meest bemind En dat m' in dit journaal niet vind." In het derde couplet verschijnt jargontaai. Zelfs kenners van de Franse taal kenden de betekenis van sommige woorden niet. Redactielid van De Wete Bert Gerestein heeft zich er ook over gebogen. De woorden zijn hoogstwaarschijnlijk door de heren in kwestie verzonnen. Hoewel het gissen blijft, kunnen we toch een richting aangeven. Met Cosse Guant, Miss. du Thee en Des Noijers moeten personen zijn bedoeld. Cosse Guant zou in dit verband een jongeman kunnen zijn geweest. Gere stein: "Ik vermoed dat Steengracht hier grosse gant bedoelt. In de zeventiende en achttiende eeuw liepen (jonge)mannen soms met handschoenen aan als een vorm van boetedoening voor een waar schijnlijk licht vergrijp. Het ging om man nen uit de betere stand, die met hun hand schoenen aan verbannen werden. Dat ge beurde dan op tijdelijke basis. Zouden der gelijke figuren misschien ook rondgelopen hebben in de rosse buurten van Parijs? Verbannen vanuit hun riante verblijven naar de rafelranden van de stad?

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2012 | | pagina 26