Bijeenkomsten 3a, y 52 12. Sluiting Niets meer aan de orde zijnde, sluit de heer Steenbeek deze vergadering om 20.30 uur. W.L. Valckenier von Geusau-Brouwer, secretaresse Zeeuwse Klippers Op woensdag 14 maart 2012 gaf Adrie Koppejan voor de Heemkundige Kring Walcheren een lezing over Zeeuwse klip pers. Zijn voordracht was gebaseerd op zijn boek Een veger wind 2011), een rijk geïllustreerd boek over de geschiedenis van vier Zeeuwse klippers, dat hij samen met Dennis Helmich schreef. De vele illus traties uit het boek vormden deze avond de leidraad voor zijn betoog. En zo kwam ook de vraag aan de orde waar die term, Zeeuwse klippers, vandaan komt. Want zo veel is duidelijk: klippers zijn er in Zeeland nagenoeg niet gebouwd. Om duidelijk te maken waarom sommige schippers toch spraken over Zeeuwse klip pers ging Koppejan uitvoerig in op de ge nealogie, ofwel de ontstaansgeschiedenis van de binnenvaartklipper. Al in de Ro meinse tijd werd de Rijn vanuit Dordrecht druk bevaren. Onze vroege voorouders haalden onder meer wijn uit Duitsland. In de Middeleeuwen kwamen de schepen meestal niet veel verder dan Keulen, in verband met het stapelrecht van die stad. Er ontwikkelde zich een type houten bin nenvaartschip dat Samoureus of Keule naar genoemd werd en waarvan de bron- Na de pauze hield de heer L.M. Hollestelle een lezing over de bevolking van Walche ren in de periode 1795-1940. Een uitgebreid verslag hiervan vindt u elders in deze Wete. nen teruggaan tot het begin van de zeven tiende eeuw. Uiteraard waren het zeilsche pen en die moesten niet zelden door man kracht of paardenkracht gejaagd worden. De reis tussen Dordrecht en Keulen kon als het even tegenzat wel zes weken duren. Vanaf het begin van de negentiende eeuw bood de stoomsleepboot uitkomst en deed tevens de Dorstense of Hollandse aak zijn intrede. Net als de Keulenaars hadden aken een plat voorschip, geen voorsteven, maar wel een zware achtersteven en een aangehangen roer. De roef was voorop ge plaatst. Aken vervoerden kolen via de Rijn naar Holland en België, maar bleken niet erg geschikt voor de Zeeuwse wateren. Later werd er, om het schip aan de voor kant scherper te maken - en zo ook stevi ger, sneller en makkelijker te slepen - een holle stevenbalk (doossteven) in geplaatst, die als het ware de beide scheepswanden aan de voorkant verbond. Zo ontstond de stevenaak, eerst nog van hout maar later (vanaf 1872) ook van ijzer of staal. Met de stevenaak was het jagen definitief voorbij. De volgende stap in de technologische ontwikkeling was de stevenklipper. De ste venklipper, die rond 1880 op de markt kwam, werd zwaarder gebouwd dan de

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2012 | | pagina 54