Boerderij De overloper van 1630 noemt Philip van den Brande als eigenaar van het stuk grond en dit register maakt ook voor het eerst melding van een hofstede ter plaat se. Die was eerder van Jan Pietersz. van den Brande geweest. Een tweede perceel, van één gemet 184 roeden, was bij het tfoortMortJler jfuuwerker crs Ramsburg op de kaart van Visscher-Roman, ca. 1655. (Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia lllustrata deel I, nr. 95-4 [detail]) voormalige koolhof gevoegd. Het is uit deze overloper niet af te leiden of de hofstede ook in gebruik was als buiten verblijf. Wel valt op dat de eigenaar in de directe omgeving ervan vrijwel geen ande re grond bezat. Hoewel bewijs ontbreekt, is het dus mogelijk dat hij inderdaad zijn bui tenverblijf op deze hofstede had en dat de pachter de grond die hij nodig had voor zijn bedrijf van anderen pachtte. Ook ande re kleine, vroege buitenverblijven beston den uit maar een paar percelen: de hof stede waarin een kamer voor de eigenaar was te vinden, een boomgaard en in som mige gevallen nog een paar stukjes akker land of moestuin. De pachter van Van den Brandes hofstede was Claes Pietersz. Huyse. Deze bezat zelf een boerderij aan de (Oude) Veerse- weg die 't Bosken heette, het eerdergenoemde "huys met ten boogaert". Dat deze boer al een huis had, kan beteke nen dat hij niet op de gepach te hofstede woonde en dat deze dus in gebruik was bij de eigenaar uit de stad als zomerverblijf. Bij het opstellen van een nieuwe overloper in 1672 bleek Catharina van den Brande, vermoedelijk de dochter van Philip, eigenares. Nog steeds bestond het uit slechts twee kleine stukken land. De boerderij 't Bosken was in andere handen geko men.4 Vanaf de late zeven tiende eeuw zouden leden van de familie Van den Brande grote rijkdom en machtige posities verwerven. De bewoners van de hofstede aan de Oude Veerseweg waren nog niet zo ver, of ze behoorden misschien zelfs tot een andere familie; ze waren ver moedelijk actief in de handel of nijverheid en bekleedden voor zover kan worden na gegaan geen ambten in het bestuur van stad of polder. Over de latere eigenaren tot het midden van de achttiende eeuw zijn geen gege vens gevonden. Toen in 1717 het tweede deel van het boek Walchersche Arkadia van Mattheus

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2012 | | pagina 6