Het rapport ging via de opperbevelhebber
naar de territoriaal commandant, die de
zaak liet onderzoeken. Deze keer gebeur
de dat door de vakcommandant van West-
kapelle. Luitenant Van Niftrik kreeg op
dracht om Van Woringen in de gaten te
houden. Ook deed de marechaussee weer
huiszoeking, maar die leverde geen belas
tend bewijs op.
Toch was het mevrouw Elout van villa
Duinoord opgevallen dat 's nachts van
haar terrein gebruik werd gemaakt, steeds
als villa Norsk Hjem bewoond was. Ook
schilder Maurice Góth verliet in het donker
nogal eens zijn huis. En gasten van pen
sion Juliana verklaarden 's nachts geluiden
van draadloze telegrafie te horen. Luite
nant Van Niftrik waakte verschillende
nachten in de tuin van Duinoord. Hij hoor
de waakhonden aanslaan en vond sporen,
maar kon niemand betrappen. Ook volgde
hij Góth een keer, maar verloor hem uit het
oog. Tijdens het posten bij pension Juliana
hoorde hij een krekel, die een geluid
maakte dat op draadloze telegrafie leek...
Er waren ook vermoedens bij Belgen in
Domburg. Zij beweerden dat Van Worin
gen 's nachts via verlichte en onverlichte
ramen seinen gaf aan buitengaats liggen
de schepen. Harde bewijzen konden ech
ter niet worden geleverd.
Een rijksrechercheur kwam tot de conclu
sie dat van spionage geen sprake was.
Weer naar Dieleman
Voor Van Woringen was de maat nu hele
maal vol. Hij schakelde opnieuw advocaat
Dieleman in, die zich weer tot generaal
Snijders richtte met een klacht over nach
telijke omsingelingen en huiszoekingen in
Norsk Hjem en de houding van medebur
gers tegenover zijn cliënt. Als de overheid
hem geen bescherming bood, dan over
woog Van Woringen de Duitse nationaliteit
aan te nemen. Dat land waakte beter over
zijn burgers, ook in het buitenland. Diele
man drong aan op genoegdoening; alleen
op die manier kon betrokkene in zijn eer
worden hersteld.
Snijders antwoordde dat de autoriteiten de
zaak wel moesten onderzoeken om te
kunnen constateren of de verdenkingen
gegrond waren. Een klacht kon Van
Woringen beter bij de plaatselijke com
mandant indienen. Persoonlijk had hij
geen bezwaar tegen het verlenen van ge
noegdoening. Of het daarvan gekomen is,
valt niet na te gaan.
Paul Migeau
Niet alleen personen met een Duitse ach
tergrond werden in de gaten gehouden,
het gebeurde ook met lieden met andere
nationaliteiten. Het overkwam bijvoorbeeld
Paul Migeau, een uit Gent afkomstige
Belg, die zich in Vlissingen ophield. De po
litie van Rotterdam had de opperbevelheb
ber getipt over contacten van Migeau met
ene Percival Phillips, een Engelse corres
pondent van de Daily Express te Rotter
dam. Daarbij waren ook de namen
Lorphèvre en Piérard genoemd.
De Vlissingse politie dook in de zaak en
commissaris Gasinjet liet de Belg aanhou
den. Tijdens zijn verhoor verklaarde
Migeau dat hij in oktober 1914 uit Gent
was gevlucht en in Vlissingen was terecht
gekomen. Hij had contact gehad met
Phillips over een correspondentschap voor
de Daily Express, maar de geboden ver
goeding had hij te laag gevonden en dus
was er niets van gekomen. Onderweg
naar zijn broer in Scheveningen had hij
Phillips nog een keer in Rotterdam be-