Daar ging onze reis vervolgens naar toe. We kregen er dik een uur de tijd om wat te eten en op eigen houtje het vestingstadje te verkennen. Dat bleek ruim voldoende. Brielle is klein, maar de oude grandeur straalt ervan af. Brielle heeft niet alleen een goed bewaarde vestinggordel, met haar bijna vierhonderd rijksmonumenten bezit de stad (samen met Harlingen) de meeste monumenten per inwoner van heel Nederland. Terwijl sommige HKW-leden bezit namen van de schaarse terrassen, wandelden wij langs de mooie gevels, met opvallend veel gevelstenen. Brielle was van verre herkenbaar aan de 57 meter hoge, stompe toren van de Sint-Catharijne- kerk, de oude parochiekerk die na 1572 in protestantse handen kwam. Het is een markant gebouw, in opzet de grootste kerk van Holland maar, zoals zovele kerken, nooit voltooid. Voor de oudere zeeman werd en wordt nog steeds goed gezorgd, getuige Het Asyl voor Oude en Gebrekkige Zeelieden, bestaande uit veertien hofjes woningen. In de buurt van de Catherijne- kerk vonden we een gevelsteen waarop het echtpaar Hoijer-Dixon meldt dat het (in 1999) voor het Asyl een aantal huisjes heeft laten restaureren. Liefdadigheid ge dijt niet onder de korenmaat. Brielle is het meest bekend door de ge beurtenissen op 1 april 1572 toen de watergeuzen de stad innamen. "Libertatis Primitiae" lazen we op de gevel van het oude stadhuis, "Het Eerste Vrij". Verras send genoeg is er in de stad meer terug te vinden van de gebeurtenissen die daarop volgden, namelijk de moord in juli van dat jaar door diezelfde watergeuzen op negen tien rooms-katholieke geestelijken die de geschiedenis zijn ingegaan als de marte laren van Gorkum. Nadat de stoffelijke resten van de intussen heilig verklaarde martelaren in 1877 waren teruggevonden groeide Brielle uit tot een belangrijke rooms-katholieke bedevaartplaats. Zowel de Bedevaartskerk als de kerk Martelaren van Gorcum aan de Nobelstraat herinne ren daaraan. Brielle was al vroeg een multiculturele stad. Na Brielle voerde de bus ons door het Rot terdamse industrie- en havengebied op het voormalige eiland Rozenburg. De gids die bij ons was ingestapt kon goed uitleggen welke bedrijven in het gebied waren neer gestreken en waarnaar we precies keken. Hier zagen we het industriële erfgoed van de toekomst. Imposant. De menselijke maat is ver te zoeken, maar hier en daar is een stukje beschermd natuurgebied be waard gebleven zodat de oeverzwaluwen er nog een plekje kunnen vinden. We reden langs de waterkering in de Nieuwe Water weg tot aan de Noordzee op de punt van Rozenburg en zagen net de Stena Hollan- dica vertrekken. Daarna keerden we om en scheepten ons in op de Smaragd, een schip van Industrieel Toerisme Nederland, om vanaf het water te genieten van de be drijvigheid in en bij de grootste haven van Europa. We voelden wel iets voor de Rot terdamse opvatting dat in dit gebied het geld verdiend wordt dat elders in Neder land zo gemakzuchtig wordt opgemaakt. Uiteindelijk arriveerden we rond 17.00 uur bij hotel New York, waar op de daar aange meerde Rotterdam net de sloepenrol aan de gang was. Het hotel, vroeger kantoor van de Holland Amerika Lijn en ooit een markant herkenningspunt op de Kop van Zuid, valt in het niet bij de nieuwbouw met wolkenkrabberachtige allure. Rotterdam is een wereldstad geworden. Met de bus reden we naar Hoogerheide

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2013 | | pagina 38