Niet zelden werd een openbare weg ver
legd omdat het de eigenaar van de buiten
plaats beter uitkwam. Zo'n eigenaar was
de ambachtsheer van Kleverskerke, Joan
Pieter van den Brande (1645-1712).
Hij woonde op de buitenplaats 't Hof te
Kleverskerke en verzocht in 1687 een deel
van de openbare weg met een slagboom
te mogen afsluiten. Als compensatie zou
hij voor een alternatieve route zorgen.
Een ander mooi voorbeeld van aristocra
tisch gedrag is te zien op de gravure van
het dorp en het Huis te Oostkapelle, die
in 1696 werd opgenomen in de Nieuwe
Cronyk van Zeeland van Mattheus Smalle-
gange. Op deze gravure zijn de verhou
dingen zoek: het landhuis en de tuin zijn
prominent aanwezig, terwijl de kerk en
de huizen in verhouding veel te klein zijn
weergegeven.
Wie zich geen groot buitenhuis kon permit
teren en zich toch verheven voelde boven
het gewone volk, kocht een zogenaamd
speelhof. De speelhoven lagen doorgaans
aan de stadssingels van Middelburg en
Vlissingen. De tuinen hiervan hadden een
oppervlakte van enkele tientallen tot enkele
honderden vierkante meters.
Het bouwen en onderhouden van een
buitenplaats kostte natuurlijk veel geld.
Omdat vaak bij de buitenplaats ook een
Gezicht op de oprijlaan van het huis Poppen-
roede-Ambacht aan de Seisweg (nu Walcherse-
weg) in Middelburg1771. Tekening van Jan
Arends. (Zeeuws Archief, KZGW, Zl, II,
inv.nr. 0771i)
boerderij hoorde, vormden de opbrengsten
van pacht en houtkap welkome inkomsten.
Deze baten wogen echter niet op tegen de
kosten.
Het is al gezegd, een buitenplaats bood
het gezin rust en ruimte en men genoot
van de natuur als men door de lommerrijke
lanen en siertuinen liep. In sommige tuinen
stond een duiventil, waren beelden, een