zijn aangeduid, omdat er een Romeinse
Nehalenniasteen in was verwerkt. Ondui
delijk is nog of de Nehalenniasteen van
meet af aan in de brug heeft gezeten. De
mogelijkheid bestaat dat de steen op een
later moment, dus tussen de bouw en
1867, in de brug is ingemetseld. Vermel
dingen in de in 1845 gepubliceerde Nieu
we werken van het Zeeuwsch Genoot
schap der Wetenschappen en het boek
Romeinsche beelden en gedenksteenen
van Zeeland tonen aan dat de Romeinse
steen in dat jaar al in de laat-achttiende-
eeuwse brug op de buitenplaats Westhove
aanwezig was.26 Over de steen zelf wordt
geschreven dat die in slechte staat ver
keert en dat het rechterdeel van de steen
ontbreekt. Uit de Nieuwe werken van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschap
pen wordt helaas niet duidelijk of de steen
van meet af aan in de brug aanwezig is
geweest, of dat deze later is toegevoegd.
In Romeinsche beelden en gedenksteenen
van Zeeland schrijft Janssen: "Tempelal
taar als nummer 10, doch zeer geschon
den, en welks voetstuk grotendeels ont
breekt. In het midden zit Nehalennia, of
schoon geen opschrift zulks aanwijst. Het
is ook niet meer met juistheid aan te wij
zen, hoe zij gekleed en gekapt is, of zij
vruchten op den schoot gehouden heeft,
en of haar zetel al dan niet van eene leu
ning voorzien geweest is. Dit monumentje,
zoo ver ik weet vroeger nog niet uitgege
ven, is in eene moderne, rustieke brug van
het kasteel Westhove bij Domburg, inge
metseld, zoodat men niet onderkennen
kan of het linker zijstuk (het regter ont
breekt) en het dekstuk ook van beeldwerk
voorzien was. Door de heeren De Wind,
Macaré en Dresselhuis, te Middelburg
aangaande de aanwezigheid van dezen
steen onderrigt zijnde, verzocht en erlang
de ik bij mijn verblijf te Domburg van den
heer Slicher van Westhove vergunning de-
zelven ten behoeve van deze uitgave te
schetsen. Dat dezelve ook aan het strand
te Domburg zal gevonden zijn, is met
groote waarschijnlijkheid aan te nemen.
Hoe en wanneer hij echter op Westhove
gekomen is, bleef mij onbekend."27 Dit laat
ste zou kunnen betekenen dat ook Slicher
niet wist waar de steen vandaan kwam en
niet anders wist dan dat de steen in de
brug gemetseld zat. Dit maakt het minder
aannemelijk dat Slicher degene is die de
brug heeft laten bouwen. Wellicht is de
bouwheer van de brug dan toch Adriaan
van de Perre geweest, zoals onderwijzer
Kesteloo meermaals vertelde aan Frede-
riks.
De brug van Stroe
Terug naar boswachter Stroe. De brug die
hij metselde, week op vele punten af van
de Romeinse brug zoals deze op foto's en
ansichtkaarten van voor de Tweede We
reldoorlog is te zien. Stroe moet hier een
goede reden voor hebben gehad. Hij ken
de de brug namelijk van vroeger en moet
ook over foto's en wellicht oude ansichten
hebben beschikt. Stroe metselde een brug
met een smalle, spitsgebogen doorgang
terwijl de oude brug een veel bredere
doorgang onder een geronde boog had.
Hij deed dit vermoedelijk omdat het voor
hem, als provisorisch metselaar en met
het materiaal dat hij ter beschikking had,
eenvoudiger was om een smalle spitse
boog te maken. De boswachter bouwde de
brug op een betonnen plaat, mogelijk ge
stort over restanten van de oorspronkelijke
landhoofden. De betonnen plaat is te zien
op een foto uit 1961. Gezien de beperkte