B.J. de Meij en zijn echtgenote L. Coppoolse. (uit: C. van Winkelen, 'Ritthem in oude an sichten' [1976], afb. 19) De Meij was op zijn trouwdag, 1 juni 1904, aangetreden als correspondent en hij is dat zestig jaar gebleven. Nadat hij op 25 maart 1966 was overleden, kon PZC- hoofdredacteur G.A. de Kok hem herden ken als de - qua leeftijd én dienstjaren - oudste medewerker van de krant. "Genera ties van Zeeuwen heeft hij over de ge- schiedenis van hun gewest voorgelicht."1 Drie maanden later overleed De Meij's echtgenote. Zij was - typerend genoeg - haar leven lang de Walcherse dracht trouw gebleven. De Meij bedreef wat wij nu heemkunde noemen. Hij werd daarbij gedreven door een opdracht die hij belangrijk genoeg vond om hem op te nemen in het voor woord van de tweede druk van 'Ritthem', waar hij vrij citeert uit het bijbelboek Deu- teronomium (4 vers 9), dat zegt "zich in acht te nemen om de dingen, die met ei gen ogen zijn gezien niet te vergeten en ze aan kinderen en kindskinderen bekend te maken". Hij droeg het boek ook op aan zijn kinderen ("die hun jeugdjaren te Rit them hebben doorgebracht en bijzonder aan het dorp zijn gehecht") en bedacht hen met een exemplaar. Dankzij een van zijn kindskinderen bezit ik sinds 1996 het exemplaar van 'Ritthem' dat zoon Henk de Meij op 17 januari 1959 van zijn vader ont ving. Het is me nog dierbaarder dan mijn zelfgekochte exemplaar! H.G.J. de Meij Henk de Meij - hij tekende de omslag van 'Ritthem'- trad voor een deel in het spoor van zijn vader. Ook déze meester De Meij, begonnen als onderwijzer, moest in de oorlog zijn woonplaats (Vlissingen) ont vluchten. Met zijn gezin kon hij een zomer huis in Zoutelande betrekken.2 Daar, ook elders op het eiland, en uiteindelijk tot zijn dood (in 1996) in Veere, schilderde hij al

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2013 | | pagina 42