ris van de stad Vlissingen. De hofstede was toen al uitgebreid tot ruim achttien ge meten (circa 7 hectare). In 1718 sloot Caen een lening van 7.200 gulden af en gaf daarbij zijn buiten als on derpand. Kort daarna kwam hij in financië le problemen. Het is bekend dat de Gene raliteit (het leger) en de Admiraliteit (de marine) een grote vordering van 15 dui zend gulden op hem hadden en dat hij bo vendien een boete van duizend gulden moest betalen voor het overschrijden van de aflossingstermijn. Een enorm kapitaal voor die tijd. Korte tijd na het afsluiten van de lening al werd Caen door zijn schuldei sers failliet verklaard, met als gevolg dat Engelenburg - zowel het mooie zomerhuis als de landerijen - op 16 februari 1718 via een gerechtelijke verkoping werd geveild. Voor de som van 2.400 gulden werd Ge- lein Hurgronje de nieuwe eigenaar, maar hij was slechts stroman voor Anna de Moor, de echtgenote van de burgemeester. Die methode werd vaker toegepast als ko pers anoniem wensten te blijven. Deze burgemeestersvrouw was blijkbaar niet on bemiddeld. Zij was niet meegegaan in het faillissement van haar man omdat het in de hogere standen geen gewoonte was om in gemeenschap van goederen te trouwen; het geld moest zoveel mogelijk in de eigen familie blijven. Daardoor kon zij de redden de engel spelen voor Engelenburg. In 1736, inmiddels weduwe geworden, ver kocht Anna de Moor de hofstede met het herenhuis aan Jacobus Meeuwsen. Rond 1750 stond Engelenburg volgens de kaart van Hattinga op naam van Johanna Har- dewijn, de weduwe Meeuwsen. In 1757 ging het geheel weer over op haar zoon Anthonie Meeuwsen, bierbrouwer in Vlis singen. Hofstede Na nog een wisseling van eigenaar kwam de buitenplaats in 1785 opnieuw in de aanbieding. Op aanplakbiljetten verscheen de volgende aankondiging. "Te Koop ene Schoone en Welgelegen Hofstede ge- naamt Engelenburg met zijn Heerenhuijs, Boerewoninge, Schuure, Stallinge, Koets huis, Visrijke Vijvers, Plantagie en verdere gevolgen alles gelegen aan de Rijweg van Vlissingen, tussen de Ronde Put en den Grooten Abeele." In de koopakte werden ook heel uitgebreid de conditiën of voorwaarden opgesomd, waarvan er hieronder enkele volgen. "Den Heer Verkoper reserveert aan hem het regt om te allen tijde, wanneer het hem goeddunken zal, de meubilaire en alle an dere goederen, welke aan hem behoren en op het hof zijn, voor den 1 sten April 1786 te transporteren hetsij bij publieke verkoping of andersins." "Nog reserveert den Heer Verkoper aan zig de vrijheid, om, wanneer hem zulks ge lieft, in den aanstaanden jare (1786) zon der daarvoor eenige betaling te moeten doen, uit het bassin of kom, in zo veele reijsen als hem zal welgevallen te visschen of laten visschen en voor zich meede te nemen vijftig goudvissen in soort, van zo danige groote en kleur als hij zal verkie zen." "Den Heer Verkooper reserveert verder mede aan zich, om, wanneer den kooper binnen 'sjaars het Heeren Huis komt af te breken (waarvan bevorens aan hem Heer Verkoper zal moeten worden kennis gege ven) zonder vergoeding of enige betaling, onbeschadigt te mogen laten uitdoen en mede te nemen, de schilderij in de voorka mer boven de porte brise [schuifdeur], ver beeldende de Zeeslag op Schooneveld."

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2013 | | pagina 46