boeren die woonden op de lager gelegen
delen van het eiland. Daarnaast werden de
schuiten vooral gebruikt om op marktda
gen met de koopwaar naar de stad te va
ren of om met een grotere schuit de oogst
daar naartoe te brengen. In de loop van de
zeventiende en achttiende eeuw vervingen
zowel particulieren als het waterschap de
houten bruggen door stenen
bruggen, waaronder dan een
heul werd aangebracht. Dat
was een waterdoorgang onder
een weg die breed genoeg was
om een schuit door te laten. Tij
dens het spelerijden werden de
meisjes in het gezelschap door
de jongens gekust wanneer
een heul werd gepasseerd.
De naam schuitvlot is misleidend, want er
kan zowel de schuit, de watergang als het
steigerplankier mee worden bedoeld.
Hoewel men de schuitvlotten niet vaak te
genkomt in advertenties moeten ze veel
gebruikt zijn, een opmerkelijke omissie in
de vierdelige boekenreeks over de desur
banisatie van Zeeland. Daarentegen is het
opvallend dat De Klerk zelf de situatie na
de inundatie van 1944 nagenoeg onver
meld laat. De snelle wijze waarop de ei
landbewoners het verkeer door middel van
schuiten en aanlegsteigers over het eiland
hervatten duidt erop dat de kennis van het
schuitvlotten nog niet verloren was en
meteen weer werd opgepikt.
In de negentiende eeuw was het schuit
vlotten al in onbruik geraakt, omdat het
wegennet op het eiland ondertussen dus
danig was verbeterd dat dit simpelweg een
beter alternatief bood. Bovendien waren
vaste en lage bruggen een steeds groter
obstakel voor de hooggeladen schuitvlot
ten, die in die tijd vooral veel bulkgoed ver
voerden zoals hout, steen, darink en zand.
Rond 1870 zou Cornelis Abrahamse die
op Zoutelande voer, de laatste schuiten-
boer op Walcheren zijn geweest. Abram
Abrahamse, die in de volksmond Bram
Schuute werd genoemd, zou rond die tijd
zijn opgevolgd door Willem Flipse sr. Wie
de laatste schuitvlotvaarder was blijft on
duidelijk, maar in het laatste
kwart van de negentiende
eeuw zal er voor het laatst op
professionele basis gevaren
zijn, waarna een enkele boer
waarschijnlijk aan het begin
van de twintigste eeuw nog
sporadisch met een schuitvlot
gevaren heeft.
Dat het schuitvlotten meer noodzaak dan
doeltreffend transport was, blijkt uit het
Walcherse gezegde "De reize gaet zó
vlugge as meet d'n schuteboer". Tergend
langzaam dus.
De watergangen op Walcheren hebben
dus niet alleen een belangrijke rol ge
speeld op waterstaatkundig gebied, maar
ook als verkeers- en transportader over
het eiland. Hoewel het boekje inhoudelijk
hooguit enkele uren leesplezier biedt wordt
hiermee toch een opmerkelijk stukje Wal
cherse en Zeeuwse heemkunde uit de ver
getelheid opgediept.
Johan Francke
A.R de Klerk (tekst), Leo Adriaanse en
Marco Evenhuis (red.), Varen over Wal
cherse watergangen, van schuitvlot naar
schuitvlot. Een vrijwel vergeten vorm van
vervoer ([Middelburg]: Stichting Cultureel
Erfgoed Zeeland, 2012), 84 pag.; ill, krt.,
tek., foto's; ISBN 978-90-77567-00-5.
14,95.
Varen over Walcherse watergangen,
van schuitvlot naar schuitvlot