twintigste eeuw bouwde De Schelde op ei gen initiatief en met eigen middelen de eerste onderzeese torpedoboot, de Luctor et Emergo. Dat lukte wonderwel onder meer vanwege de inspanningen van de marineofficier Paul Koster. De proefvaart (1905) verliep, na wat tegenslagen zo suc cesvol dat de Marine er graag de bouw som van meer dan vier ton voor zou beta len. Koster werd kort daarna benoemd tot directeur van een werf in Rijeka, de vloot- basis van de Oostenrijks-Hongaarse dub belmonarchie. Een aantal dia's toonde de bouw van de Java. De Java was een kruiser gebouwd naar een aangepast Duits ontwerp. Nadat de Eerste Wereldoorlog de bouw aanzien lijk had vertraagd, werd het schip in 1925 opgeleverd. Het was toen al hopeloos ver ouderd. Niettemin vertrok het naar Neder- lands-lndië waar het in 1942 met Karei Doorman en 1.100 andere Nederlanders in de Javazee ten onder zou gaan. Een groot aantal dia's getuigde van de bij zondere relatie van De Schelde met Rus land. Direct na de Tweede Wereldoorlog was de Sovjet-Unie een van onze geal lieerde vrienden en op basis van een uit 1948 daterend - en nog steeds bestaand - handelsverdrag bleef De Schelde achter het IJzeren Gordijn actief. Zo werd de Wal cheren, een drijvende bok, aan de Sovjet- Unie verkocht. Ook bood de werf onderdak aan drie Russische ingenieurs die de ver bouwing van de Kommuna begeleidden. De Kommuna dateert uit 1913 en is nog steeds actief. Het is een catamaranachtig schip met sterke kranen om gezonken on derzeeërs te kunnen bergen. De handel met de Sovjet-Unie werd ons niet in dank afgenomen door de andere geallieerde vrienden die meenden dat de Russen daardoor profiteerden van de aan ons ver strekte Marshallhulp. Niettemin bouwde De Schelde in de jaren vijftig voor de Sovjet- Unie nog een zestal met ijsbrekers ver sterkte vrachtschepen voor de vaart op de Barentsz-zee. De Lena was een van hen, het schip werd gebruikt voor Russische Zuidpoolexpedities. Vlissingen was in sterke mate afhankelijk van de werkgelegenheid die De Schelde bood. De geschiedenis van De Schelde laat zien dat de stad veelal voor de werf heeft moeten wijken en dat de werf er wei nig aan gelegen was om het materiële erf goed op haar terreinen te behouden en te onderhouden. Het stadsbestuur heeft daar in het verleden nauwelijks weerstand te gen geboden en ook het Rijk was weinig terughoudend met het verstrekken van sloopvergunningen. De al in 1809 door de Engelsen in brand geschoten Oostkerk zou later de smederij huisvesten. Nu res teert nog een kaal stukje muur. Het Admi raliteitshuis en het Arsenaal werden afge broken en we kennen het lot van het Huis met de Beelden (de gevel is elders her bouwd) en het gesol met het Van Dis- hoeckhuis. Grote delen van de oude stad zijn verdwenen, maar er zijn er ook velen die menen dat met het vertrek van De Schelde het hart uit de stad verdwenen is. Het oude droogdok, ofwel het Dokje van Perry, is een verhaal apart. Het kent de unieke geschiedenis dat in hetzelfde jaar waarin het tot rijksmonument werd verhe ven ook de sloopvergunning werd afgege ven (1964). Na tien jaar touwtrekken werd het vonnis definitief. Het dokje werd echter niet afgebroken maar begraven, onder gronds geconserveerd heette dat. Recen telijk is het weer blootgelegd en sinds 2010 is het weer een zichtbaar voorbeeld

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2013 | | pagina 65