Vadertje 29 Ze bin spoorloos verdwene, net as d'erten van Volkers Hagelslag De uitdrukking "ze bin spoorloos verdwe ne, net as d'erten van Volkers" werd ge bruikt als iets kwijt was. Zo waren in 1853 de erwtenstruiken van Volkers uit Zanddijk door natuurgeweld in zee verdwenen. Jan Vader (1875-1966) heeft in een van zijn schriften uitgebreid over dit voorval ge schreven. Ook Adriaan Geschiere maakte er in zijn boekje Het leven van den Wal- cherschen boer (1933) melding van. Beide schrijvers plaatsten het natuurgeweld in de zomer van 1852, terwijl de Middelburgsche Courant er destijds met geen woord over repte! Om een heel andere reden zat ik vorig jaar het Verslag van Gedeputeerde Staten aan de Staten der Provincie Zee land over het jaar 1853 te lezen. Ik was aangenaam verrast toen ik daar onder an dere las: "Eene groote ramp heeft in ge meld jaar een gedeelte der provincie ge troffen, wij bedoelen den hagelslag die in Julij van dat jaar plaats had." In Zeeland werden 28 gemeenten door het natuurge weld getroffen, waaronder elf op Walche ren. Volgens het verslag waren dat Aagte- kerke, Biggekerke, Gapinge, Grijpskerke, Meliskerke, Ritthem, Serooskerke, Sint Laurens, Veere, Vrouwenpolder en West- kapelle. De Middelburgsche Courant van 12 juli 1853 schonk aan het natuurgeweld aan dacht onder de kop 'Binnenlandsche Tijdin gen': "Nadat op jl. vrijdag een schier aan houdend weerlicht de lucht vervulde, brak in den vroegen morgen en in den namid dag van zaterdag bij herhaling over ons ei land een hevig onweder los, vergezeld van zware stortregens. In eenige gemeenten, voornamelijk Meliskerke, Grijpskerke, Se rooskerke, Oostkapelle enz. ging zulks ge paard met een hagelslag zoo als bij men- schen geheugen niet waargenomen was. De hagelsteenen vielen ter grootte van een duiven-ei, ja op vele plaatsen aanmer kelijk grooter. Aan eenige woningen enz. ÖINNENLAND. ZiKnirczKR, 12 Julij. Maakten wij in ons vorig nummer melding van Het onweder hetwelk jl. vrijdag boven ons eiland govVoetl heeft niet minder hevig was het onwedek1 dat op dert daaropvolgendon morgen en ttémiddag bdvcn deze stad en omstreken gewoed heeft hetwelk vergëzcld ging van eenen zeldzaam z waren i-eget» liagel en Storm xVaarbij hot eenigen tijd zoö duister werd dat bij menschengcheugcn zulks nimmer is waargenomen. Gelukkig is men alhier voor groote Ohheilen bewaard gebleven alleen zijn van eene woning fcenige pannen döor het onweder afgeslagen en heeft in onze omstreken Op onderscheidene plaatsen het te Veld staand koren als anderzins aanmerkelijke schado bekortten. Bericht over "het duister", voorafgaand aan de verwoestende onweersbui. (Krantenbank Zee land, Zierikzeesche Courant, 13 juli 1853) zijn glasruiten verbrijzeld geworden, terwijl de schade aan de te velde staande vruch ten in die geheele streek betreurenswaar dig is." Op zaterdag 8 juli 1853 trokken dus zware buien met onweer, hagel, wind- en water hozen over Walcheren. Aan de hand van wat Jan Vader en Adriaan Geschiere heb ben opgeschreven, hoop ik een beeld te kunnen schetsen van een van die buien. Van keus tot wagenhuis Het was ongeveer zeven uur in de morgen. De zee was als een spiegel toen de lucht aan de horizon voor de kust van Zoutelan- de inktzwart werd. In de verte klonk een dof gerommel. De inktzwarte lucht breidde zich snel uit richting de kust en "in die don kere lucht was een slurf te zien als van een reuzenolifant", schrijft Jan Vader. Het

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2013 | | pagina 35