Fokker en De Man. Dat kwam vooral om dat ook deze vertrekken grensden aan de doodlopende gracht aan de zuidkant. Uit de beschrijving van Fokker en De Man blijkt dat er aan het gevangeniscomplex nogal wat mankeerde. Behalve dat de lo kalen somber en slecht geventileerd waren en dat het gebouw in een ongezonde om geving stond, waren er nog veel meer te kortkomingen. Zo zijn Fokker en De Man van mening dat de hygiëne van de gevangenen tekort schoot. Met meer personeel en het gebruik van baden was dat te verbeteren. Het wa ter in de wellen was niet te drinken, daar entegen was het regenwater van goede kwaliteit maar niet voldoende. Het tekort werd aangevuld met water uit de stads- pompen. Het complex beschikte weliswaar over een wastoestel4, maar dat voldeed niet. In veel cellen kwam ongedierte voor en hoewel de latrines dagelijks werden doorgespoeld, bleef er een onaangename lucht hangen. Alle gevangenen sliepen nog in een hangmat en in de winter was het hele complex slecht te verwarmen. Zodra de temperatuur rond het vriespunt lag, ont ving elke gevangene twee turven5 per dag. Fokker en De Man waren in 1857 van me ning dat het Burgerlijk en Militair Huis van Verzekering moest worden afgekeurd. Personeel en gevangenen De Middelburgsche Courant van 19 april 1876 meldt dat het personeelsbestand op dat moment groter is dan het aantal ge vangenen van zeven personen. Het perso neel bestond toen uit een directeur, een schrijver, zeven administrateurs, drie man nelijke en één vrouwelijke gevangenbe waarder. Een sergeant, een korporaal en zes soldaten maakten deel van de militaire hoofdwacht. Verder stonden op de loonlijst drie godsdienstleraren, een geneesheer, een apotheker, een onderwijzer en een op zichter. Uit onderstaande tabel blijkt dat die lage bezetting van zeven gevangenen in april 1876 toch wel een uitzondering was. Aantal gevangenen jaar mannen vrouwen totaal hoogste bezetting laagste bezetting 1863 377 113 490 91 48 1864 281 117 398 88 44 1865 284 85 369 72 42 Van de 398 gevangenen die in 1864 ge vangen zaten, waren er 43 recidivisten die voor de tweede keer achter de tralies ver dwenen, 29 voor de derde, 11 voor de vierde en 12 voor de vijfde maal of meer. In 1862 hielden negen gevangenen zich niet aan de regels en werden disciplinair gestraft. Eenzame opsluiting bleek zeer doelmatig te zijn. "De eenzaamheid schijnt vooral op lieden van minder beschaafden stand te werken. Het viel echter moeijelijk deze straf op jeugdige gevangenen toe te passen, daar zij veelal zoodanig misbaar maakten, dat men wel genoodzaakt was hen weder bij andere gevangenen te plaat sen", aldus het Verslag van de Provincie Zeeland van 1862. Daarentegen werd een gevangene in 1860 wegens goed gedrag aangesteld als opzichter over de "spinners en haspelaars". Bezigheden Om de gevangenen bezig te houden werd een aantal van hen aan het werk gezet. In 1862 namen hieraan 104 mannen en 43 vrouwen deel. De mannen maakten van

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2014 | | pagina 31