X'
34
den ze leeg en namen ze vervolgens mee
terug naar land. De Nederlanders gingen
ook aan land om zoet water te halen, maar
dat bleek groen en smaakte vies.
Kort na de middag van de 23ste nam de
wind toe en ging het anker krabben over
de bodem voor het eiland.5 Op 24 januari
was de Heemskercq wel vier mijl van het
eiland Amsterdam afgedreven naar de
oceaan. Het fluitschip Den Zeehaen lichtte
zijn ankers en voegde zich bij het schip
van Tasman. Omdat door stroming en wind
niet teruggekeerd kon worden besloot men
•Q
P"
'■J'
or X
êtf 10
IM. C.„ Haag
Kaart van de reis van Abel Tasman naar de ei
landen Amsterdam, Middelburch en Rotter
dam. Route Abel Tasman, juli 1643, in: R.
Posthumus Meyjes, 'De Reizen van Abel Jans-
zoon Tasman en Franchoys jacobszoon Vis-
scher ter nadere ontdekking van het Zuidland
in 1642/3 en 1644, met 10 krtn. en 68
schetskrtn. landverkenningen en pltn.'. Y/er
ken uitgegeven door de Linschoten Vereeniging
17 ('s-Gravenhage 1919), kaart pag. 80-81.
(Zeeuwse Bibliotheek, mag. 2716 B 10)
verder te reizen.6 Spoedig werd noordoost
ten noorden een nieuw eiland ontdekt. Dat
werd Rotterdam genoemd. Daar bleken
wel grote voorraden zoet water aanwezig
die ook nog met vaten en sloepen te halen
en te vervoeren waren omdat de waterplas
zich slechts anderhalve meter boven zee
niveau bevond.7
Tasman noemde de Vriendeneilanden in
zijn journaal als volgt: "Vrouwe Borsten,
maar hij noemde het ook hooge Pijlstaerts
eijlandt"8 (Ata); "'t Eylandt Middelburch
Hooch Eylandt" (Eoea); "'t Eylandt Amster
dam. Taemelycke Hooch, als Goutstaert
[Lizard Point] in Engelant ofte Stryssaert
[Etretat] in Noormandië" (Tongatapu);
"'t Eylandt Rotterdam Annakooka Laeh, dit
is onse Waater Plaets geweest."9
Ook op Rotterdam viel de bemanning een
vriendelijke ontvangst ten deel. In de IV-de
Zang der Hollandsche Natie uit 1812 be
schrijft de dichter Jan Frederik Helmers
(1767-1813) het verblijf van de schepelin
gen op die eilandengroep. Uit de naam zelf
blijkt, volgens de Engelsman Cooley, dat
de eilanden "een genoegelijke gewaarwor
ding zijn, dat de eerste verkeering der Eu-
ropeërs met de bewoners der Vrienden-ei
landen niet bezoedeld is, door zulke daden
van geweld en dwingelandij, als die welke
elders in de Zuidzee de verbittering der in
boorlingen tegen de Europeanen wel
moesten opwekken".'0 Tasman zelf vond
de inwoners overigens zeer primitief: "Zij
lijken op mensen, maar hadden onmense
lijke gebruiken." Wat hij daarmee bedoelde
werd opgetekend in de verhalen van chi
rurgijn Haelbos, die in 1671 verschenen.
Toen de vriendelijke inwoners van de
Vriendeneilanden namelijk aan boord kwa
men, voelden de vrouwen nieuwsgierig in
de broek van de Nederlandse zeelieden en