15
onjuist... Dit oorlogsgeweld was een nood
zakelijk kwaad ten dienste van onze bevrij
ding, of anders gezegd, van de beëindiging
van een onwettige toestand die jaren tevo
ren in het leven geroepen was door de
Duitse agressie. Daardoor alleen al onttrek
ken deze gebeurtenissen zich ten enen
male aan een toetsing aan normen zoals
hierboven ondernomen. De bevolking heeft
het noodzakelijke geallieerde geweld ook
aanvaard." (p. 22) Nog afgezien van het feit
dat het geallieerde militaire geweld zeker
niet overal aanvaard is (bijvoorbeeld door
sommige Fransen), moet ook de vraag ge
steld worden of het in alle gevallen als
"noodzakelijk" bestempeld kan worden. Zo
was de militaire noodzaak van de geal
lieerde inundatie van geheel Walcheren in
oktober 1944 discutabel, om nog maar te
zwijgen van het grootschalige luchtbombar
dement op Dresden aan het einde van de
oorlog. Het bezwaar tegen de visie van Van
der Weel en Van de Merbel is dat zij op zijn
minst de suggestie wekt dat een land dat
optreedt tegen een agressor zich minder
aan de oorlogsregels zou hoeven te hou
den. Dit is een omstreden opvatting. Het
oorlogsrecht geldt voor alle strijdende par
tijen. Het hek is van de dam indien een van
de oorlogvoerende partijen het gebruik van
buitensporig militair geweld legitimeert met
de claim te vechten tegen onrecht.
Tot slot waren de twee juristen van mening
dat ook historici zich tegen het onrecht van
het bombardement van Middelburg zouden
moeten uitspreken. Een dergelijke morele
veroordeling wordt echter nog lastiger in
het licht van een nieuwe, geruchtmakende
visie dat niet de Duitsers maar de Fransen
verantwoordelijk zouden zijn voor de ver
woesting van een deel van het Middel
burgse centrum.
Duitsers of Fransen?
Eind 2012 verscheen het boekje Gestold
Verleden van de hand van Ton Goossens.
Hierin onderschrijft de auteur de stelling
dat er geen sprake was van een terreur-
bombardement maar dat de Middelburgse
binnenstad getroffen is door een stads
brand, veroorzaakt door tactische artillerie
beschietingen (pp. 77-78). Nieuw is echter
zijn bewering dat alleen Frans geschut de
stad onder vuur zou hebben genomen.
Waar hij op pagina 76 nog schrijft: "Er ont
breken bewijzen over Duits storingsvuur op
Middelburg, maar het mag niet worden uit
gesloten, omdat daar aanwijzingen voor
bestaan", laat Goossens aan het eind van
zijn boek alle voorzichtigheid varen en con
cludeert hij stellig: "Gezien de onderzoeks
resultaten moet de Franse artillerie zonder
voorbehoud als de veroorzaker van de fa
tale stadsbrand worden gezien." (p. 131)
Deze opvatting draagt hij sindsdien met
verve uit. Hoezeer hij overtuigd is van zijn
gelijk wordt geïllustreerd door zijn beroep
op het gemeentebestuur van Middelburg
om verwijzingen naar een 'Duits bombarde
ment' op monumenten in de stad te verwij
deren. Het Middelburgse college van
Burgemeesters en Wethouders houdt zich
echter wijselijk op de vlakte. Iedere aan
passing aan de monumenten zou immers
betekenen dat het in de discussie stelling
zou nemen. Het is wel jammer dat het
debat op deze manier in de media en via
de politiek en niet in een academische set
ting wordt gevoerd (zoals op een discussie
bijeenkomst of in vakbladen).
In HVB (pp. 176 en 180) wordt onderkend
dat op 17 mei 1940 ook door de Fransen
op de stad is geschoten, maar de stelling
dat Middelburg enkel en alleen door Franse
granaten zou zijn getroffen is te kort door