die vond dat Goedaert de plank nog wel eens mis sloeg, had desalniettemin grote bewondering voor hem. Linnaeus verwijst in zijn stelsel van het dierenrijk naar veel van Goedaerts etsen. Al met al is Goedaert een geleerde die meer aandacht en erkenning verdient en op wie Middelburg trots kan zijn. Dat vindt Kees Beaart ook en hij probeert Goedaert mede onderwerp te laten zijn in de viering van het 800-jarig bestaan van de stad. Joop Buma helpt hem daarbij een handje met het gedicht dat wij hierbij weergeven (zie pag. 51). Leo Faase Varen over Walcherse watergangen "Welk een schilderachtig gezicht moet het geweest zijn, als van alle kanten uit Wal cheren schuiten aankwamen, waarin de boeren en de boerinnen zaten, gekleed in nog bonter kleeding dan thans", verzuchtte De Meij in 1931Met dit citaat begon Aad (A.P.) de Klerk de lezing die hij op woens dagavond 28 januari 2015 voor de HKW hield over schuitvlotten en watergangen op Walcheren. Nieuwsgierigheid naar dit vrij wel vergeten fenomeen dreef hem ertoe te zoeken naar de omvang en betekenis van de schuitvaart. Hij schreef er een boekje over dat in 2012 door SCEZ werd uitgege ven. Weinigen gingen hem voor. Jan Vader was er één. In het Zeeuws Tijdschrift schreef hij (in 1963) 'De schuteboer'.Toch was het vervoer per schuit geen marginaal of geïsoleerd verschijnsel. De schuitvaart was ook in andere delen van Zeeland een belangrijke vorm van vervoer. En noodza kelijk; in de Walchersche Arkadia van 1715 lezen we: "Nauwlijks konde men van of naar Middelburg geraken, dan met kleine vaartuigen door enge krombogtige water gangen." De watergangen zijn er nog, maar vandaag de dag herinneren alleen wat straatnamen en, zoals in het Seisbolwerk, een enkele heul (oude stenen brug), aan het vervoer over water van weleer. Gevaren werd over alles wat maar diep en breed genoeg was: duiven, sprinken en watergangen. De watergangen waren pri mair gegraven voor de afwatering maar deden ook dienst voor het goederenver voer, en voor de visvangst natuurlijk. Uit een oude bron weten we dat al in 1411 sprake was van vervoer over water, toen voor vervoer van hout voor een nieuwe heul. Efficiënt was het stelsel niet, tussen Middelburg en Westkapelle kwam de schip per niet minder dan honderd bochten tegen. Middelburg lag als een spin in het web, vanuit zeven richtingen kon de stad bevaren worden. Middelburg was dan ook vanuit bijna elk Walchers dorp per schuit te bereiken. Vandaag de dag is dat niet goed meer voorstelbaar. Het economisch belang van de schuitvaart vereiste dat de watergangen goed werden onderhouden. Daaraan ontbrak het nogal eens. Marnix van Sint Aldegonde verzocht rond 1580 het polderbestuur de watergang ter hoogte van West-Souburg op ondiepten te inspecteren. In 1586 bleek de watergang tussen Middelburg en Arnemuiden te vuil en te ondiep. "Schuytluyden" tussen Mid delburg en Veere klaagden meerdere malen over de staat van onderhoud van hun watergang. Dit ondanks het feit dat al sinds 1559 het waterschap bepaalde dat beplanting behoorlijk gesnoeid moest wor den, zodat noch de doorvaart, noch de schoning ervan hinder zou ondervinden. Het belang van het waterwegennetwerk blijkt ook uit het feit dat bij ingrepen in het

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2015 | | pagina 56