13
Henricus Quirinus Janssen, van 1846 tot 1855
predikant te Vrouwenpolder. (Zeeuwse Biblio
theek, Archief Koninklijk Zeeuwsch Genoot
schap der Wetenschappen, 1980)
polder gedurende het jaar 1846". In die
nota werd aangegeven dat er dat jaar
méér inwoners waren overleden dan in
een gemiddeld jaar. De oorzaak was onbe
kend, "terwijl het ook niet bekend is dat in
gezegd jaar binnen genoemde gemeente
heerschende ziekten hebben plaats ge
had". In 1846 was het aantal overledenen
32 en dat bleef in 1847 ook vrij hoog: 23.
In 1846 was het vooral hoog in het eigenlij
ke Vrouwenpolder en in Schellach. Domi
nee Janssen, die in dat jaar in Vrouwen
polder arriveerde, zou bij zijn afscheid in
1855 zeggen: "Er was schier geen huis,
waaruit ik niet een lijkstoet volgde."
De periode waarin het effect van de aard
appelcrisis waarschijnlijk het grootst was,
is het jaar 1846. Maar dat effect kan ook
nog zijn opgetreden in de eerste helft van
1847, toen in Nederland de prijzen van de
gangbare voedingsmiddelen zoals rogge
meer dan verdubbelden. Van de veertig
overledenen in Vrouwenpolder in die an
derhalf jaar waren er maar liefst 28 jonger
dan vijf jaar, van wie zestien baby's. Een
van hen was een dochtertje van dominee
Janssen.
Aanwijzingen dat vooral arbeiderskinderen
door de grotere sterfte getroffen werden
zijn er niet. De meest kwetsbare leeftijden
werden getroffen: de zuigelingen - zoals
traditioneel al het geval was - en ook de
peuters waarvan er tot dan toe relatief veel
het moeilijke eerste jaar overleefd hadden
als gevolg van de eerdere terugloop in de
zuigelingensterfte.
Dat het tweede oogstseizoen ook nog
rampzalig was, blijkt ook uit de uitschrijving
van een bededag door de regering in april
1847. "De Almagtige" moest "om hulp en
redding" gebeden worden vanwege "de
drukkende onheilen, welke het gevolg zijn
van een tweejarig misgewas der noodza
kelijkste voedingsmiddelen".
In maart 1847 werden inwoners van Zierik-
zee ziek door het eten van in die tijd van
het jaar oneetbare mossels, wegens "ver
regaand gebrek aan gezond en doelmatig
voedsel". Geen wonder dat er ook in de
winter van 1847/'48 dragonders op Wal-
cheren gestationeerd bleven. Toch was
toen het ergste voorbij. De burgemeester
van Vrouwenpolder meldde op 11 novem
ber 1847 dat het misgewas onder de aard
appels dat jaar nagenoeg beperkt was ge
bleven tot de late aardappels en veel min
der uitgebreid was dan vorige jaren. Vrou
wenpolder was nu goed voor meer dan
4.000 hectoliter aardappels, per hectare 95
hectoliter. Maar gebrek was er nog steeds: