den 30e van de Hooimaand Mijnheer de Hoofdopsteller, Al is 't dat ik over dat koepelke aan den stillen Penninghoeksingel al dikwijls en Ingezonden Stukken. Middelburgsche Courant1 augustus 1925. geestig heb hooren vertellen, deed het mij toch plezier in uw blad van vandage daar nog meer over te vernemen. Met zulke dingen waar dat er zoo een lange tijd van eeuwen is overgegaan, is 't gelijk met die vergane portretten van verre nichten en kozijns, met hun bont ge blomde hoepelrokken en witte hooge hoeden, die hier en daar nog wel in de albums zitten, en waarvan het iedere keer weer zoo deugd doet in de lange winteravonden te hooren van vertellen. Die dingen en zijn bijkans geen doode dingen meer, maar levend geworden van de vele levens; en dat koepelke zeker, die er langs en omendomme zijn gesle ten. En vele avonden hebben we in den deemster naar dat koepelke en dien schoone muur met zijn struische drum mers en heimelijk blauwendig poortje zwijgend zitten kijken en droomen, al en wisten we toen nog niet dat die schoone, Hortensia del Prato hiet van haren name. Tot ik de gave van 't schilderen kreeg en het bij een witgesneeuwde winterdag heb weergegeven met door de boomen de torens, haast versmolten in een fijne hemel, gelijk het nu te zien hangt bij dr. Gelderman te Kortgene. En als we nu aan die witte plakkaten zagen dat het met dien schoone muur en dat koepelke nu ook voor goed gedaan zou zijn, kijk, daar lag de glorie van toch zoo een fijne wijn-gouden avond over die boomen, dat ik voor den tweede keer goeste kreeg en het voor mijn deure, nu bij een rijkelijke late zonne weer heb staan schilderen. Nog juist op 't knipke, want we hadden amper den tijd om als 't af was er naar te kijken en blij te zijn, of ze waren al be zig met afbreken. et ij- et a- r- r- :1e tic ïu et :al an >r- lie ir de an te er. Ier an i&- lat o a na il al tn ■n- •n ee >at •lk tlt er al de if ik lat m an )U den 30e van dJ Hooimaand. Mijnheer de Hoofd&pstellor. Al is !t dat ik over dat koepelke aan den stillen Penningboejfengel al dikwijls en geestig heb hoorei vertellen, deed het mij toch plezier in uw blad van andage daar nog me&r over te verne men. Met zulke dingen! waar "Stat er zoo een lange tijd van eeuwen is overgegaan, is 't (gelijk met die verg#*©; portretten van verre nichten en kozijnis, met hun bont geblomde hoepelrokken^ en witte hooge hoeden, die hier en daar nog wel in de albums zitten, en w aarvan het >edere keer weer zoo deugd doet in Je lange winteravonden te hooqHfe van vertellen- Die dingen en zijn bijkans geen doode dingen meer, maar le vend geworden van de vele levens, en daÉ koepelke zeker, die er langs en omeödomme zijn ge sleten. En vele avonden, heblien we in den deemster naar «lat koepelke en dien schoone muur met zijn struische drum mers en heimelijk blwpendig poortje zwijgend zitten kijkerbJen droomen. al en wisten we toen nog niet dat die schoone. Hortensia <Tet FYato hiet van iTaren name. "Tol ik le gave van 't schil deren kreeg en het bij een witgesneeuw de winterdag heb vergegeven met door de boomen de "torenhaast versmolten in een fijne hemel, gelijk het nu te zien hangt bij dr. Gel<! rman te Kortgene. En als we nu aan 'die witte plakaten zagen dat liet mei dien schoone muur en dat koepelke nu »o$ voor goed gedaan zou zijn. kijk, daarlag de glorie van toch zoo een fijne wijn-gouuen avond over die hoornen .d nhbik voor den (wee- de keer goes te krrogSbn het voor mijn de ure, nu bij een riWiijke late zonue weer heb staan sc ilSsreiu Nog juist op t knipke, want \v< padden amper den lijd om als 't af \\;i#r naar te kijken en blij te zijn ,of zojï&ren al besig me afbreken. F 't En is maar <Vnis A diegenen, die met die schoone oud# ogen mochten be gaan zijn, van dp i terlaatste gedenk* nisse nu zouden wete^' medeen djpijml voor (te plaatsing, gelijk ze bij on$ zogg< ;i, niet mcl de pen maar met het hort. lp. KÏMPE

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2016 | | pagina 26