27
een eindfeest, groote Colve genaamd,
waarvoor alle kamerleden, soms met hun
vrouw, werden uitgenodigd. Zo schrijft
prins A. Baster in zijn uitnodiging van
maandag 28 februari 1735: "...versogt ten
half twee, des middags op de zaal met een
gesonde maag bij t'vrindlik afscheijdmaal
daar men behalve vis, een frisschen dronk
zal vinden." Bij deze uitnodiging werd nog
het volgende aan eenieder gevraagd: "Vol
gens oud gebruijk gelieft men nog te wee
ten,/ mes lepel vork servet bij niemand
werd vergeten."
In de periode 1743-1760 werd dit feest niet
langer zoals voorheen in de rederijkerszaal
gevierd, maar in de Campveerse Toren.
Dat kwam door Jan Abke. In de verzen
boeken1 komen we zijn naam tegen. Jan
was een van de weinige leden die bij de
aanvang van ieder seizoen zijn naam voluit
onder de uitnodiging zette. Die naam was
vervolgens alleen nog terug te zien bij het
eindfeest, de groote Colve. En dat is
vreemd. Men schreef zich immers in voor
een seizoen om aan poëzie of zang te
doen en niet om vervolgens niets meer
van zich te laten horen. Wie was deze re
derijker Jan Abke eigenlijk?
In het rekeningboek2 komen we Jan Abke
voor het eerst tegen; letterlijk staat hier
"monsr Jan Christoffel Abke", met als da
tum van intrede 2 december 1742. Jan
Johannes Christiaan Karei KlinkenbergDe
rede van Veere met de Campveerse toren en de
stadhuistoren'olie op doek, 39 x 47,2 cm, ge
signeerd l.o. (uitsnede, particuliere collectie,
voorheen Simonis Buunk, Ede)