was uitbater van de Campveerse Toren, ook wel Stadsthooren geheten. Jan was geen groot poëet; slechts eenmaal schreef hij twee regels in het verzenboek, en wel op 22 februari 1751"Een Mermer van deugt, die in Gods vrese leeft,/ is zelfs die Parsoon die ware agting heeft." Jan Abke was dus veeleer een slimme ho recaondernemer; op culinair gebied had hij heel wat meer te bieden dan als dichter. Sinds hij lid was van de rederijkerskamer van Veere werd vrijwel ieder jaar de groote Colve gehouden in de Campveerse Toren, zo blijkt uit de uitnodigingen. Zoals die van 31 maart 1744 waarin de prins der rederij kers aan de leden - deze keer inclusief hun dames - schrijft: "Om met de vrouw tjes aan den dis/ Het Afscheidmaal: met vleesch en vis/ Door Abke na den Eisch bereid/ En andre aangename spijsen/ En ed'le wijn vol lekkerheid..." En op 12 maart 1748 schrijft de prins, mr. B.L. de Beaufort, in zijn uitnodiging: "Een vriendelijk afscheidsmaal te houden met malkaar/ De plaats daar toe geschikt is aan t'Hooft op stadsThoren,/ daar meester kok ons zal onthalen na den eisch/ Op Al- derhande soort van spijsen die bekoren,/ Op vis, Pasteij, gebak en smaakelijk warm vleisch." Ook op andere tijdstippen gedurende het rederijkersseizoen levert Jan Abke culinai re producten aan de kamer van Veere, zo als op 19 december 1752. Hij krijgt dan opdracht voor de levering van oesters "ten dage van de verkiezingen". Betaald werd een bedrag van 1 pond, 2 schellingen en 4 groten Vlaams. En op 20 maart 1753 zien we dat de groote Colve inderdaad groot is geworden; de prins vermeldt: "Geniet, als jaarlijks, daar het vriendelijk onthaal,/ 't geen Abke u schaffen zal; een noen- en avondmaal." Dus een groote Colve duurde van middag maal tot laat na het avondmaal. Nemen we daarbij in acht dat gedurende die periode de wijn niet onberoerd werd gelaten, dan kunnen we een aardige inschatting maken van de sfeer aan het eind van de avond. Op 6 januari 1758 werd Jan Abke gekozen tot deken der Veerse rederijkers, ondanks zijn magere prestaties als poëet, maar waarschijnlijk dankzij zijn culinaire vaardig heden voor de kamer Missus scholieren. Na Jans dood - hij overleed in april 1760 - zien we met enige regelmaat een alterna tief voor de plaats van de groote Colve op duiken. Zo schrijft men in 1762: "...Uw broederen verzoekt ten disch op Camp- veers tooren/ of op deeze koude zaal, laat elk uw stem hier hooren." Er wordt ge vraagd te kiezen tussen de Campveerse Toren en de koude zaal. Met "deeze koude zaal" bedoelde men de onverwarmde ver gaderkamer van de rederijkers op de eer ste verdieping van het Gildehuis aan de Markt in Veere. Met de dood van Abke viel langzaam de animo weg om de groote Colve te blijven houden in de Campveerse Toren. Het bedrag dat besteed werd aan het feest was in 1735 volgens het reke ningboek 2 pond, 6 schellingen en 8 gro ten Vlaams. Gedurende de latere periode dat men de groote Colve vierde in de Campveerse Toren bleef dit bedrag onge wijzigd, dit ondanks de "extra luxe" die door Abke werd gegeven. Het is dan ook niet uit te sluiten dat Abke met de leden van de Veerse kamer afspraken had ge maakt over zijn lidmaatschap in ruil voor schappelijke diensten ten behoeve van de groote Colve. De conclusie: in de zeventien jaar dat Jan Abke lid was van de rederijkerskamer Vee-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2016 | | pagina 30