Datheens berijming doet vaak wat gekun
steld aan en is voor de hedendaagse lezer
nog nauwelijks te begrijpen. Als voorbeeld
Psalm 42:1.
Als een hert gejaagd, O Heere
Dat verse water begeert
Alzo dorst mijn ziel ook zere
Naar u, mijn God, hooggeëerd
En spreekt bij haar met geklag
O, Heer, wanneer komt die dag
Dat ik toch bij U zal wezen
En zien Uw aanschijn geprezen.
Vanaf de jaren veertig en vijftig van de
achttiende eeuw gold de berijming van
Datheen als gedateerd. De Staten-Gene-
raal besloten in 1772 een commissie in te
stellen om tot een andere, meer eigentijd
se berijming te komen. De commissie
kreeg een aantal opdrachten mee: de taal
moest begrijpelijk zijn, de berijmde tekst
moest niet strijdig zijn met de onberijmde
bijbeltekst en in overeenstemming met het
geldende godsdienstige gevoelen van die
tijd. De berijming mocht niet in tegen
spraak zijn met de gereformeerde leer, zo
als die was vervat in de Drie Formulieren
van Enigheid. Er hoefde geen compleet
nieuwe berijming te komen; de commissie
kon kiezen voor het handhaven van be
staande psalmen. De predikant van Veere,
Josua van Iperen, had namens Zeeland
zitting in de commissie.
Niet elke predikant vond echter de nieuwe
berijming bijbelgetrouw. Ze stond te veel
onder invloed van de godsdienstige opvat
tingen van de Verlichting, waarin vooral
een 'redelijke' godsdienst aan de orde was.
Psalm 42:1 in de 'nieuwe' berijming luidde
namelijk:
't Hijgend hert, der jacht ontkomen
Schreeuwt niet sterker naar 't genot
Van de frisse waterstromen
Dan mijn ziel verlangt naar God
Ja, mijn ziel dorst naar den Heer
God des levens, ach wanneer
Zal ik naad'ren voor Uw ogen
In Uw huis Uw naam verhogen.
In de onberijmde tekst is namelijk niets te
lezen over een hert dat nog net aan de ja
ger is ontkomen, en deze psalm gold der
halve niet als bijbelgetrouw. Bovendien
was de nieuwe berijming samengesteld
door een commissie die niet alleen be
stond uit gereformeerden maar ook uit re
monstranten en doopsgezinden. De calvi
nisten van de oude stempel waren hier
dus fel op tegen.
Chaos
In november 1773 bepaalden de Staten
van Zeeland dat alle gereformeerde kerken
de nieuwe psalmberijming moesten gaan
gebruiken. In eerste instantie hadden niet
alle kerkgangers zin om een nieuw psalm
boek aan te schaffen en dus liepen oude
en nieuwe woorden door elkaar heen, wat
enige tijd voor verwarring zorgde. Toen dat
eenmaal was gestroomlijnd, achtte men de
tijd rijp voor een andere zangwijze, op hele
én halve noten. Twee jaar na de invoering
van de psalmberijming werd dan ook een
nieuwe zangwijze ingevoerd. Deze zang
wijze leverde in de kerkdiensten grote cha
os op en resulteerde in grootschalig ver
zet. In de woorden van Cornelis de Korte:
"Het werd aangemerkt als een gemoeds-
dwang in het stuk van de godsdienst, die
bij Christenen niet gedwongen mag wor
den. Men moet in alles vrij zijn, namelijk in
een Christelijke vrijheid."