Ter gelegenheid van het afscheid van do
minee Tollé zou in Westkapelle de nieuwe
zangtrant voor het eerst worden ingevoerd
op zondag 17 maart 1776. De voorzanger
Abraham Krijger was een sterk voorstan
der van een hoger tempo en dus begon hij
(in de woorden van een van de bekendste
tegenstanders, Lourens Ingelse) "met
Gevangenis het Gravensteen te Middelburg
(aan de Bachtensteene), gebouwd 1327, afge
broken 1827. (ZA, GAM, HTA, nr. 37)
snorkenden hoogmoed zijn onheilige stem
te verheffen". Maar "door inwendig licht ge
leerd" bleef "het volk van Gods Verkiezing"
het langzame gezang van de psalmen van
Datheen volhouden. De 'nieuwen' waren al
klaar en zetten fluks de hoeden op en ver
lieten de kerk, terwijl de 'ouden' nog maar
halverwege waren...
Verbanning
Dergelijke ongeregeldheden in de kerk
diensten werden meer regel dan uitzonde
ring, en de overheid vond het welletjes.
Toen op een dag in juli 1777 "eenige bal
dadige jongens, aangezet en geholpen
door anderen, welken aan den verouder
den zangtrant bleven vastkleeven, meest
onkundige dykwerkers" onder kerktijd weer
stampij gingen maken, werd een van de
aanstichters, de timmerman en 'langzame'
zanger, de Fries Isebrand Leinse Burg
graaf, uit Westkapelle verbannen omdat hij
zich "als een tumultuairen wederhoorig
burger, niettegenstaande minnelijke inter-
GRWZX-STEEXof GrVASGES HUYS lotMlDÜ]