Enkele van de opstandige orthodox-gere
formeerden kennen we door hun getuige
nissen. Lourens Ingelse (1742-1812) bij
voorbeeld, die uit een invloedrijke familie
stamde. Zijn vader Leijn Ingelse (Aagteker-
ke 1715) was onder meer schout van
Grijpskerke en Poppendamme. Lourens,
eveneens geboren in Aagtekerke, bracht
het later tot vooraanstaand landbouwer op
de hofstede in de Oranjepolder bij Arne-
muiden. Hij was zich bewust van zijn kom
af; zo schreef hij in zijn Bekeeringsge-
schiedenisuitgegeven in 1926: "...ja, zoo
had ik ook boven vele menschen in de we
reld natuurlijke voorrechten van God geno
ten, en zoo zag ik mij als op een zeke
re hoogte gesteld." Hij huwde de jonge we
duwe Neeltje Sanderse met wie hij vier
kinderen kreeg. Lourens Ingelse was driftig
en opvliegend van aard; hij noemde zich
zelf "een onbekeerd beest".
Ingelse trok in juli 1778 fel van leer tegen
het besluit van het Vlissingse stadsbestuur
om toestemming te geven voor de bouw
van een katholieke kerk: "Wél, je zou ze
d'n kop aftrekke!" De Vlissingse overheid
was, net als de Westkapelse in het geval
Burggraaf, zo geïmponeerd door de enor
me menigten die steeds op de been kwa
men, dat ook zij gehoor gaf aan de eisen.
Het Vlissingse taanhuis waar de katholie
ken reeds samenkwamen, werd gesloten.
Later, op de Middelburgse marktdag van 5
november 1778, riep Ingelse in het bijzijn
van een groep soldaten: "Je zou er een bij
de benen nemen en er een partij mee
doodslaan!" Te paard op weg naar huis
voorvoelde hij dat zijn uitspraak ernstige
gevolgen zou kunnen hebben. Diezelfde
avond omsingelden 34 soldaten zijn huis
en zij vonden hem in een schuilplaats op
zolder. Hij werd afgevoerd naar de gevan
genis van Veere, de Montfoortse Toren,
waar hij na menig verhoor vijf maanden
zou doorbrengen. Na twee weken gevan
genschap te Veere brak voor Ingelse "het
uurtje der minne" aan, zoals hij het later in
zijn autobiografie omschreef. Omschenen
door een goddelijk licht zag hij in dat zijn
leven van zijn vroegste kinderjaren af een
goddeloze "zondeweg" was geweest. Den
kend aan zijn verdiende straf, de eeuwige
dood, "liep het zweet somtijds van mijn
ligchaam, ofschoon het winter was". Behal
ve dat hij ervan uitging dat God hem zou
veroordelen, meende hij dat hem ook van
de wereldse overheid een doodvonnis te
wachten stond. "Och, hoe vreesselijk voor
mijne ziel, binnen weinig dagen zoo zeker
te vallen in de handen van dien zoo schrik
kelijk op mij vertoornden Regter."
Er volgde verbanning naar Zeeuws-Vlaan-
deren waar Ingelse acht jaar en drie
maanden zou verblijven, waarvan ruim ze
ven jaar in Aardenburg. Het was stadhou
der Willem V die na de vlucht van de patri
otten naar Frankrijk hem en vele anderen
amnestie verleende. Op 31 augustus 1787
werd hij samen met twee andere bannelin
gen ingehuldigd te Westkapelle. Na het
overlijden van zijn vrouw verhuisde hij om
streeks 1795 naar Middelburg, waar hij vijf
jaar later trouwde met Clasina Timmerman
uit Veere.
Cornelis de Korte
Een andere arrestant, de Mariekerkse boer
Cornelis de Korte, was al vroeg in zijn le
ven "bezet met indrukken van dood en
eeuwigheid, hel en hemel en van een le
ven na dit leven, waarin de vromen voor
eeuwig gelukkig maar de goddelozen on
ophoudelijk ongelukkig en rampzalig zou
den wezen". Hij werd geboren in Grijpsker-