34
zich zeer vijandig opstellende bevolking.
Een aantal verkenningen kreeg bekend
heid. Zo werd vanuit Bantam op Java, via
de Molukse Banda-eilanden, in 1606 een
expeditie op touw gezet. Onder leiding van
Willem Jansz en Jan van Rosingeyn voer
het schip de Duyfken langs de zuidkust
van Nieuw-Guinea. Deze tocht zou overi-
Grote atlas van de VOC, deel III; Indische ar
chipel en Oceanië, Voorburg 2008, pag. 361.
Kaart van Johannes Vingboons uit ca. 1665-
1670. Of de twee eilanden (aan de noordzijde)
op deze globaal getekende kaart Amsterdam en
Middelburg zijn, is niet zeker. (ZB Planbu
reau en Bibliotheek van Zeeland, 3144 B 44)
gens leiden tot het eerste Europese con
tact met het continent Australië, een feit
dat toen nog niet werd onderkend.
Een andere expeditie was die van Jacques
Ie Maire en Willem Schouten in 1616. Zij
zeilden komend van de Grote Oceaan
langs de noordkust van Nieuw-Guinea en
brachten een deel van het enorme eiland
in kaart. Deze trip was geen reis onder
auspiciën van de VOC, maar werd onder
nomen voor de Australische of Zuidzee
Compagnie, een handelsonderneming die
was opgezet door Le Maire. Zijn initiatief
was tegen het zere been van de VOC,
want die was niet erg gecharmeerd van
concurrerende maatschappijen. Toen de
expeditie na een barre reis in Batavia te
rechtkwam, werden de 'rivalen' gearres
teerd en naar Nederland gestuurd om daar
verantwoording af te leggen.
En dan is er nog de beroemde reis die
Abel Tasman rond 1643 voor de VOC
maakte. Ook hij voer langs de noordkust
van Nieuw-Guinea en bracht deze in kaart.
Tijdens geen van de genoemde verken
ningsreizen werd melding gemaakt van de
twee eilanden boven de Vogelkop bij Mar.
Jacob Weyland
Pas in 1705 volgde een nieuwe missie
naar Nieuw-Guinea, voornamelijk omdat
Nederland bang was dat de Engelsen het
nog grotendeels onbekende gebied zou
den claimen. Ontdekkingsreiziger William
Dampier was er immers in 1699 geweest
en daarover werd in 1703 zelfs een boek
gepubliceerd. Bovendien wilde de VOC
nogmaals bevestigd hebben dat het gebied
niet interessant genoeg was om er een
handelspost op te zetten. Schipper Jacob
Weyland vertrok in 1705 vanuit Batavia,
via de Banda-eilanden, naar Nieuw-Gui
nea met de schepen de Nova Guinea, de
Kraenvogel en de Geelvink. Het laatste
schip was vernoemd naar de Amsterdam
se stadsbestuurder Johan Geelvink, een
van de machtige bewindhebbers, de zoge
heten Heren XVII, van de VOC.
De reis van Weyland gaf wederom de be
vestiging dat er geen vestiging opgezet
diende te worden. Voor de VOC is Nieuw-
Guinea dus nauwelijks van belang ge
weest. De expeditie leverde wel cartografi
sche winst op. Weyland bracht de noord-