de Willem Barentsz. Het dek van het moe
derschip was intussen betimmerd met een
dikke vurenhouten vloer, die een seizoen
meeging. De flensers (speksnijders) gin
gen aan de slag zodra de walvis aan dek
was gesleept. Ze droegen laarzen met spij
kers, het dek kon spekglad zijn van vet en
bloed. Het was zaak om niet met de flens-
messen in de darmen van het dier te snij
den. Dat kon namelijk een aardige explosie
opleveren en een enorme stank. Het was
hard werken, dag en nacht, twaalf uur op,
twaalf uur af, het bonussysteem jaagde de
mensen voort. De speklaag van zo'n 50
centimeter werd in roterende ketels onder
stoom bij vier atmosfeer van de olie ont
daan.
Het navigeren moest omzichtig gebeuren.
De oude Willem Barentsz was een weinig
stabiel schip dat dankzij 5.000 ton ballast
overeind bleef. Op weg naar Antarctica
moesten de roaring forties worden over
wonnen: een stroming met enorme wes
tenwinden en slechte zeeën. Dat beteken
de soms dagen wachten met de jagers
langszij, tot de wind wat ging liggen. In de
buurt van het pakijs was het weer beter,
vaak hogedrukgebieden en temperaturen
niet ver onder nul. Maar ook met sneeuw
stormen. De bemanning was erop gekleed,
de jassen waren van dichtgeweven katoen
met een schapenvacht aan de binnenkant.
Niettemin konden de walvisspotters in het
kraaiennest niet langer dan een half uur
boven blijven. Navigeren tussen het ijs
bleef lastig, goede kaarten waren er niet
en het kompas was niet te vertrouwen. Het
echolood was altijd stand-by.
Eind februari werd het weer onstuimiger en
vroor de zee steeds verder dicht. De be
manning zat er na ruim vijf maanden ook
wel goed doorheen, ledereen verlangde
dan wel naar het 'stop-vangstsein' van de
Internationale Walvisvaart Commissie. Als
dat er kwam, begon de reis naar huis, via
Kaapstad. Daar werden de jagers opge
legd voor groot onderhoud en wendde de
Willem Barentsz de steven naar Amster
dam. Op 21 mei 1947 zou een juichende
menigte het schip daar verwelkomen. In
1964 was dat wel anders.
Leo Faase
De geschiedenis van Middelburg
in vogelvlucht
Op 27 januari gaf Peter Sijnke een boeien
de lezing met powerpointpresentatie over
Middelburg door de eeuwen heen. De aula
van de Zeeuwse Bibliotheek was tot de
laatste stoel bezet, en zelfs meer dan dat.
Het is onmogelijk in dit verslag alle onder
werpen aan bod te laten komen die Sijnke
over het voetlicht bracht. Hier volgt een se
lectie.
Peter Sijnke begon zijn presentatie met de
ringwalburg, de middelste burg (Middel
burg) van de drie burgen op Walcheren.
De rooftochten van de Vikingen tussen 879
en 885 waren de aanleiding voor de aan
leg van deze ringwalburgen. Ze boden in
tijden van nood bescherming aan de be
volking en haar vee.
In 1123 stichtte Albald, proost uit Voorme-
zele in Vlaanderen, een proosdij van regu
liere kanunniken binnen de ringwalburg
van Middelburg. Kort daarna ging de
proosdij over naar de norbertijner orde als
'dochter-abdij' van de Sint-Michielsabdij in
Antwerpen. De abdij was gewijd aan Maria
en werd de Onze Lieve Vrouweabdij ge
noemd. Twee grote poorten, de Balans
poort (13de eeuw) en de Gistpoort (om
streeks 1500), gaven in de middeleeuwen