53
pen. Ook Veere, Arnemuiden, Middelburg
en Vlissingen kenden deze vorm van tex
tielnijverheid. Buiten het eiland Walcheren
waren weverijen gevestigd in Zierikzee en
Goes. Zelfs in het centrum van de agrari
sche productie, de Wilhelminapolder, was
een weverij. De eerlijkheid gebiedt te ver
melden dat in die weverij vooral geëxperi
menteerd werd met de toepassing van de
rode kleurstof die uit de meekrap werd ge
wonnen, een gewas dat in de Wilhelmina
polder werd verbouwd.
Het initiatief voor de oprichting van de
Zeeuwse textielbedrijven ging in de mees
te gevallen uit van de gemeentelijke over
heden die de kosten van de bedeling van
de armen wensten te verminderen. Parti
culieren steunden de initiatieven van de
gemeentelijke overheden veelal omdat zij
met het lot van de paupers waren begaan.
In Westkapelle bijvoorbeeld stelde de am
bachtsheer - Van Doorn van Westkapelle
- aan de gemeente gratis grond ter be
schikking voor de bouw van een lokaliteit
die geschikt was voor de vestiging van een
weverij.
De nieuwe vorm van nijverheid werd dus
opgezet als werkverschaffingsproject. In
Zeeland was er echter niemand te vinden
die over de expertise beschikte om een
weverij te starten. Daarvoor moest een be
roep gedaan worden op de Twentse familie
G. H. Salomonson. Zij hadden hun spo
ren in de textielnijverheid verdiend en wa
ren bereid hun neef Maurits in 1839 naar
Zeeland te sturen om de Zeeuwse weverij
en op te starten.
Het eindproduct van die Zeeuwse weverij
en waren de zogenaamde calicots, een fij
ne tot middelfijne, dichtgeweven stof,
meestal effen en ongebleekt. De Walcher-
se calicots verwierven geleidelijk een zeke
re faam. Voor de export naar Nederlands-
Indië bleken ze in ruwe, ongebleekte vorm
bijzonder geschikt. In 1845 verklaarde een
agent van de Nederlandsche Handels
Maatschappij (NHM) dat van de in Twente
vervaardigde calicots slechts 3 procent in
aanmerking kwam voor export naar Indië,
terwijl dat percentage voor de Zeeuwse
Vincent van Gogh, Viever, 1884. (com
mons.zvikimedia.org)
calicots op gemiddeld vijftig lag.
Ondanks het aanvankelijke succes van de
Walcherse calicotweverijen kwam er in
1870 een eind aan de Zeeuwse textielnij
verheid. Walcheren werd geen Twente of
Brabant.
Aan de teloorgang van deze Zeeuwse nij
verheid ligt een aantal oorzaken ten grond
slag. In de eerste plaats beëindigde de
NHM de suppletie op de Zeeuwse lonen.
Salomonson kon de daardoor gestegen
loonkosten alleen goedmaken door te me
chaniseren, dus de arbeidsproductiviteit op
te voeren. De keuze viel daarbij op Twente
en niet op Zeeland. In de Zeeuwse regio
waren er geen ondernemers die het stokje
van Salomonson konden of wilden overne
men.