klaarden erin dat de Antwerpenaren al 54
jaar verse en gezouten haring kochten van
Vlissingse vissers. Zij wezen daarbij op de
lange geschiedenis van deze handelsrela
tie en op het wederzijds vertrouwen dat
was ontstaan. De verklaring moest ertoe
bijdragen dat het toen bijna failliete Ant
werpen de haringstapel terug zou krijgen
die eerder om politieke redenen aan
Mechelen was gegund. Antwerpen had
Vlissingen groot gemaakt. Antwerpen was
een belangrijke en goed bereikbare afzet
markt voor Zeeuwse vissers, die overigens
ook hun producten aan de markt brachten
in de Engelse havensteden nabij de Dog-
gersbank. Incidenteel werden daarnaast
ook goederen vervoerd. Dat zou voorlopig
zo blijven, ondanks pogingen van Willem
III om van Vlissingen een echte handels
stad te maken. De nieuwe vissershaven
van 1443, die op instigatie van het stads
bestuur werd aangelegd, bracht daar geen
verandering in. De stad kreeg een jaar la
ter formeel een substapel voor haring met
het recht tol te heffen op alle aangevoerde
haring van niet-Vlissingse schepen. Dit pri
vilege stond aan de wieg van een lange
periode van animositeit tussen Vlissingen
en Middelburg die enkele eeuwen zou du
ren. Vlissingen was de belangrijkste vis-
sersstad van Zeeland, Brabant en Vlaan
deren geworden; de vissers hadden het er
voor het zeggen en de stad voer er wel bij.
Maar de economische basis van die wel
vaart was smal. Die situatie zou nog een
eeuw zo blijven, tot er weer behoefte ont
stond aan een nieuwe haven. Die zou er
echter niet komen.
Halverwege de zestiende eeuw was Vlis
singen nog steeds een vissersstad. Zowel
het stadsbestuur als de heren van Vlissin
gen, Adolf van Bourgondië-Beveren en zijn
zoon Maximiliaan, probeerden het econo
misch perspectief te verruimen. Met name
door tegenwerking van het invloedrijke
Middelburg lukte dat maar matig. Een nieu
we, ook voor de handel geschikte haven
kwam niet van de grond. Tegelijkertijd ver
anderde de wereld. Vlissingen was in korte
tijd een goed beschermde vestingstad ge-
Peter van Druenen. (foto Ida Doorenweerd)
worden, maar haar activiteiten op zee wer
den bedreigd door toenemend oorlogsge
weld en kaapvaart. Als gevolg hiervan na
men ook de afzetmogelijkheden af. Boven
dien zorgden veranderingen in de warme
Golfstroom voor een klimaatverandering
(de kleine ijstijd) en voor een verhuizing
van de haringtrek en de vangstgebieden