7 ervan vond en wat ze eraan moest doen. Hij antwoordde dat ze daarvoor wel wat kon innemen. Ze zei dat ze daarvan niet wist. Toen op een zaterdagmiddag kort erna Martina naar de kerk was geweest kwam de notaris naar haar toe. Hij overhandigde haar een blikken doosje met daarin een flesje donkergekleurde olie en zei dat ze daarvan iedere dag vijfentwintig druppels moest innemen "tot zo lange dat gij die dingen wederom krijgt". Toen ze enige tijd later weer bij hem aan het werk was zei ze dat ze het goedje niet had kunnen innemen, waarop hij antwoordde: "'t Is van geen konnen, gij moet het wel inne men." In mei vond haar zuster Janna het blikken doosje dat Martina in haar bedstee bewaarde. Er was al wat olie uit het flesje gelekt en in de bedstee gelopen. Op de vraag wat ze er mee moest doen, antwoordde Martina: "Ik hebbe het gekregen om mijn stonden te bevorderen, alzo die ophouden." Ook ver telde ze dat ze het van notaris Hekelbeke had gekregen en dat ze door hem was verkracht. Verhaal halen Deze mededeling sloeg in als een bom en wekte de woede op van haar zuster. Beslo ten werd bij de notaris verhaal te gaan ha len. Samen met de vrouw van schipper Gerrit de Somer gingen Janna en Martina naar diens woonhuis. Nadat ze aangebeld hadden deed het dienstmeisje open. De vrouwen vroegen of ze de notaris konden spreken, waarop het meisje hen binnenliet. Toen hij zag wie er naar binnen waren ge komen schrok hij zich een hoedje en raak te helemaal overstuur. Janna nam het woord en vroeg hem hoe het kwam dat Martina zich niet goed voelde. Johan ant woordde: "Dat weet ik niet, ik weet daar niet van", waarop Janna zei: "Hoe weet gij daar niet van, Martijntje zegd nogtans dat De Veerseweg bij Veere. Kleurenlitho door Henri Cassiers. (coll. J.H. Midavaine) het uw schuld is en dat gij met haar te doen gehad hebt." Nog voor hij antwoord kon geven vroeg Martina waarom hij haar dan een flesje met goed of olie had gege ven, waarop hij antwoordde: "Ik hebbe u het zelve voor pijn in de lenden gegeve." "Ik heb uw van geen pijn in de lenden ge- klaagt, en gij hebt mij gesegd dat het goed was om de stonden te bevorderen", zei Martina. Na deze opmerking werd Johan zo kwaad dat hij haar dreigde in de stad te schande te maken. Maar dat liet Martina koud en ze zei: "Ik ben van u dreigen niet bevreest, ik kan alle het gene ik gesegd hebben wel met eede sterken."

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2016 | | pagina 9