32 tegen zon of regen. Daarom waren ze soms uitgerust met een tent, een soort huif waaronder de inzittenden comfortabel be schut van hun vaartochtje konden genie ten. In 1784 was er bijvoorbeeld zo een "speeljagtje en tent" te vinden op Niet altijd Zomer aan de Veerseweg.13 Een bijzonder verslag van het gebruik van der: "Na het diné voeren de jonge prinsen in een boeyertje, het welk geheel als een klein fregat opgetuigd was, rondom het kasteel." Dit was waarschijnlijk dezelfde als de "sloep met zijn mast en touwen" die zich er in 1796 bevond.14 Tot slot laten de voorbeelden van Westho- ve, Poppenroede Ambacht en Ter Hooge Een roeiboot op de gracht van Rusten-Burgh. Detail van een gravure uit Speculum Zelan- diaeAmsterdamca. 1668. (Zeeuws Archief, KZGW, Zl-ll, inv.nr. 0765) een vaartuig op een buitenplaats dateert uit 1786. Toen Johan Adriaen van de Per- re, oud-representant van de Eerste Edele in Zeeland, in de zomer van dat jaar stad houder Willem V met zijn gezin op bezoek kreeg, trok hij alles uit de kast om het vor stelijke gezelschap een aangename rond leiding op zijn buitenplaats Westhove te bezorgen. Een onderdeel daarvan was een vaartochtje voor de zoons van de stadhou- zien dat de vaartuigen mede dienden als statussymbool: ze prijkten op afbeeldin gen, werden opgetuigd voor hoog bezoek en hadden dezelfde vormgeving en versie ring als de grote jachten die op open water voeren. Ook de als jacht vormgegeven roeiboten met versierde spiegel, zoals die op Swanenburg, vervulden die functie. Wat hierbij meespeelde was dat waterpartijen op buitens op zichzelf al een bijzonderheid waren op dit eiland: er waren op Walche ren namelijk niet veel plaatsen waar een vijver van enige omvang kon worden gere aliseerd. Bij het merendeel ervan stond evenwel het vermaak voorop.15

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2017 | | pagina 34