groeven daarvan drie, dan twee en daarop
één. In totaal tien. Bij aanzienlijken was de
stapel soms tot drie meter hoog. Als een
man was overleden stond de stapel rechts,
bij een vrouw links van de deur. Deze on
derscheiding, rechts en links, kwam tot aan
de Tweede Wereldoorlog ook voor bij het
dragen van een rouwstrikje aan hoed of
pet of bij een rouwband om de arm.
Als het sterfhuis ver van de weg af stond,
werd het stro aan een van de zijden van
het hek gelegd.
Na het overlijden van een kind werden er
kleine kruisen van stro gevlochten, die men
aan deur en vensters van het sterfhuis op
hing. Voor een jongetje werd er een palm
takje (buxus) tussen gestoken, voor een
meisje een takje tijm. Men geloofde dat
boze geesten doodsbang waren van kruis
vormige voorwerpen.
Ook werden bossen stro aan weerszijden
van de doodskist op de lijkwagen neerge
legd. Wanneer op de terugrit van het kerk
hof een kruisweg werd gepasseerd legde
men dit lijkstro op de vier hoeken van deze
wegen. Ook weer een symbolische hande
ling, want een plek waar lijkstro lag kon
geen boze geest, noch heks noch tovenaar
passeren. Dus langs de vier armen van die
kruising kon geen duivelse macht de wo
ning van de overledene naderen. Op de
dag na de begrafenis werd het bij het huis
opgestelde of opgehangen lijkstro ver
brand, wat weer een herinnering was aan
de vroegere lijkverbranding.
Bij het overlijden van iemand van adel
werd geen stro bij het huis gezet, maar
werd het met floers bekleed familiewapen
boven de voordeur opgehangen.
Dragers
Wie lid was van een gilde, werd door zijn
medebroeders naar zijn laatste rustplaats
gedragen. Wie dat niet was werd in de ste
den door lijkdienaars gedragen en op het
platteland door de buren. Dit laatste ge
bruik heeft in Veere nog tot in de jaren zes
tig van de vorige eeuw standgehouden.
Wel werd hier gebruik gemaakt van een
lijkkoets omdat de afstand naar het kerkhof
in Zanddijk erg groot was. Het tarief ervoor
was in 1926 door de gemeenteraad vast
gesteld voor een begrafenis in de eerste,
tweede en derde klasse op respectievelijk
22, 14 en 11 gulden en voor het lijkkleed
op respectievelijk 6, 4,50 en 3,50 gulden.
Als de kist op de baar was gezet en met
een pelle was gedekt, werd elke drager op
Walcheren op een presenteerblad een bor
rel aangeboden, zogenaamd tegen de lijk
lucht. Voor datzelfde doel stond op het blad
een vaasje met takjes wijnruit, een bitter
smakende plant, waaruit iedere drager een
takje nam en in de mond stak. Toen deze
plant in ons land zeldzaam was geworden,
kregen de dragers een palmtakje in de
mond.
Zodra dit ritueel was volbracht las de oud
ste drager bij de kamerdeur de begrafenis-
rol voor. Hierop stonden in volgorde de
namen van de personen die mee naar het
kerkhof zouden gaan. Alleen de mannen
gingen mee, de vrouwen bleven in het
sterfhuis achter. Bij de gang naar het kerk
hof liepen de kortste dragers vooraan en
de langste achteraan. Om de boze geesten
te verjagen werd de kerkklok geluid. Bij de
begraafplaats aangekomen liep men er
eerst omheen om de kwade geesten,
mochten die er nog zijn, op een dwaal
spoor te brengen. Als de kist in het graf
was neergelaten wierpen de dragers hun
takje op de kist.
Teruggekomen bij het sterfhuis stond er