venmotieven; er ontstonden ook abstracte werken. Kimpe bleef tot zijn dood onver moeibaar exposeren. Ook nu is er nog vraag naar zijn werk, vooral naar zijn voor oorlogse periode. Op veilingen en in de kunsthandel brengt het goede prijzen op. Lo van Driel heeft dit bewogen leven uit voerig en gedetailleerd beschreven. Hij kon daarbij gebruik maken van het (on geordende) archief van de kunste naar, dat door diens kleindochter ter beschikking was gesteld. Bo vendien heeft hij uitgebreid onder zoek gedaan in Nederlandse en Belgische archieven. Daardoor heeft hij het leven van Kimpe in het kader van zijn tijd geplaatst. Hij gaat ook diep in op het culturele en politieke klimaat waarin de jonge Kimpe opgroeide en op zijn eigen letterkundige pogingen. Van belang is vooral het boekje Langsheen den gulden middenwegdat Kimpe in 1912 zelf uitgaf en waarin hij zijn levenshouding uiteenzet. Die komt erop neer dat de mens zelf zijn gulden midden weg moet vinden tussen geloof en wijsbe geerte. De periode van de Tweede Wereldoorlog wordt uitvoerig behandeld. Daarbij speelt onder meer de vraag of NSB-leider Mus- sert ook werk van Kimpe heeft aangekocht. Dat blijft onduidelijk, er is geen bewijs voor te vinden. Ze kenden elkaar wel persoonlijk uit de aannemerstijd van Kimpe; Mussert was toen als waterstaatsingenieur in Utrecht een van zijn opdrachtgevers. En Mussert heeft in 1941 wel bij Kimpe in Mid delburg op de stoep gestaan, maar de rest blijft duister. De internering na de bevrijding is zoals al gezegd een slechte tijd voor Kimpe ge weest, al kreeg hij na verloop van tijd een primitief ateliertje om te tekenen. Dat leverde onder meer een uitgebreide serie tekeningen van het leven van Christus op, geplaatst in een Zeeuws kader, zoals Felix Timmermans dat in Vlaanderen had ge daan. Van Driel ontdekte deze complete serie in Kimpes nalatenschap. Het is te hopen dat deze nog eens compleet kan worden uitgegeven. In de naoor logse periode blijkt de schilder ook weer veel gedichten te hebben ge schreven, kennelijk uit innerlijke behoefte, want hij maakte ze niet openbaar. Een aantal van deze gedichten is in het boek opgeno men. Het is nogal moeizame poë zie, maar de verzen geven wel een goed inzicht in Kimpes ge dachteleven. Duidelijk is dat de religie voor Kimpe in zijn latere leven weer een veel belangrijker rol is gaan spelen. Lo van Driel is een nauwkeurig onderzoe ker, maar op één puntje is een correctie op z'n plaats. Zoals we al meldden had Kimpe in mei 1940 tijdelijk de beschikking gekre gen over een zaal in het Middelburgse Kunstmuseum om daar zijn atelier in te vestigen. Van Driel is van mening dat dit Kunstmuseum gevestigd was in het Schut tershof en wel "in de zaal die tot voor kort onderdak bood aan het Middelburgse film huis" (blz. 101). Maar dat is niet juist. Het Kunstmuseum was een vrijstaand gebouw in het Schuttershofstraatje, dat in 1887 was gesticht door mr. G.N. de Stoppelaar. Dit is van belang, omdat Van Driel op bladzijde 177 melding maakt van het bezoek van Mussert aan Middelburg op 10 januari 1941waarbij een feestavond werd geor ganiseerd in het Schuttershof, "hetzelfde gebouw waarin het (NSB-)lid Kimpe zijn tij delijke atelier had". Mussert zou toen dus

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2017 | | pagina 45