A - z$- V
a
1—4 11 rT^"
V74
6 aij//f
H
r
{a/jfMuri/at/s cwy/rA'tï//
IwrJf 'Mfw;
M,y if^TK,um¥ **m'
{'Mam; J
Uwa/vfi WW
I O n
I f/U'f <Ji
\%4lW-V&
M7,a
y/iMc/t
-
1'''y i'
D
}4,y h
Z,M
4<f auftif/fif
s wrtti'tfo1*
g ffrA/'h%/A -
m<'VfA<f
,.r ift*7ltrf'V**il.%t.
Zp/tlvyt>™w*ri. -/ife'AfI/W.
Wfciiïrfïi
T
in de zonneschijf opmerkt, de teekenen be
speurt". Tevel geeft ongezouten zijn me
ning over deze professor, "wiens hersenen
door de zon schijnen aangetast te wezen,
even als aan anderen wel door de maan
geschiedt".
De vlekken op de zon zijn geen voorboden
van onheil; Tevel denkt veeleer dat de
vlekken "klooten" zijn die evenals de aarde
en de andere planeten rond de zon cirke
len. Sterker nog, hij denkt dat ze evenals
de aarde bewoond zijn, "want nu vraag ik,
wanneer deeze grootte klooten geene be-
wooners hadden, wat zoude wel het einde
en oogmerk van haar bestaan kunnen
zijn?" Tot ver in de negentiende eeuw gelo
ven vele sterrenkundigen dat talloze, zo
niet alle planeten en zelfs de zon bewoond
kunnen zijn. De beroemde William Her
schel (1738-1822) is een van hen.
De eerste tekening van Cornelis
Laten we de waarnemingen van Cornelis
Tevel eens onder de loep nemen. Vanuit
zijn waarneemplek richt hij zijn kijker dus
veelvuldig op de zon. Hij begint op vrijdag
middag 5 april 1816 om vier uur in de mid
dag met waarnemingen van de "Pragt der
Waarneming zonnevlekken. Haarlem, Noord-
Hollands archief, NL-HlmNHA175 (Archief
Koninklijk Nederlandsch Instituut van Weten
schappen, Letterkunde en Schoone Kunsten
[KNIW] te Amsterdam, inv.nr. 150: drie ma
nuscripten van C. Tevel)
Zon, en Zonne-vlekken". Het exacte tijdstip
weten we omdat hij dit bij zijn eerste teke
ning vermeldt. Blijkbaar is hij tot het vast
leggen van de zon overgegaan omdat hij
gefascineerd is geraakt door een grote
zonnevlekkengroep die al sinds enkele
dagen zichtbaar is. Hij schrijft bij zijn waar
neming: "Deze is de Eerste tekening, die ik
in mijn leeftijd door een veel vergrootende
verrekeijker, de Zon met zijn vlekken, het
afgeteekend, zoo nauw-keurig als mij maar
moogeiijk, en zelfs de zwarte kern of
zwarte pit, der vlekken; ik vond mijzelve
aangespoord daar ik die groote figuur van
die blom vlek zoo vier dagen wonderlijke
verandering, heeft zien veranderen, dit
doet mij besluijten, afte teekenen.
Inderdaad blijft hij de vlekken, die de zon
bijna doorlopend sieren, volgen en na 160
waarnemingen maakt hij op 19 september
1816 de tussenbalans op. Ondanks al zijn
r
Arivm