27
was bij de schatting in betere staat, zodat
Stappaerts hem 18 pond groten Vlaams
extra verschuldigd was. Hij zou het bedrag
met 6 pond groten Vlaams aflossen, tel
kens op "Bamis" (Sint-Baafsmis, 1 oktober).
Aerdt van Boxem en Hendrick Veijts, bei
den Mechelse schippers, stelden zich borg.
Jacoppen Anthoenissen, "scipper van der
Veere", verkocht op 5 december 1556 aan
Jan de Cocq de jonge voor 26 pond groten
Vlaams zijn heude De Zwaen. De Cocq
zou telkens met Bamis 8 pond groten
Vlaams betalen tot de volledige afrekening.
Franchois van den Venne stelde zich hier
voor borg.
Op 31 januari 1559 verkocht de weduwe
van Machiel Janssens, "woonende ter
Veere in Zeelandt", haar heude voor
35 pond groten Vlaams aan de Mechelse
schipper Jan van Zantvoirt. Hij diende
3 pond groten Vlaams contant te betalen
en vervolgens telkens 4 pond groten
Vlaams op 1 maart. Vier Mechelaars
stelden zich borg voor de afbetaling:
Jan van Everslaghe, Jan de Cocq de jonge,
Nicasius Monings en Pieter Hellemans.
Coenraedt Adriaenssens uit Veere liet op
3 mei 1594 voor de Mechelse schepenen
de verkoop registreren van zijn heude
met gewand aan de Mechelse schipper
Hendrick van den Driessche. De koopsom
bedroeg 200 carolusgulden, die in twee
keer moest voldaan worden: 100 carolus
gulden op 26 maart 1595 en het saldo op
26 maart 1596. Pieter van den Damme en
Jan Viers, beiden Mechelse schippers,
stelden zich borg voor de betaling.5
Verkopers uit Vlissingen
Cornelis Jacopsz., een smid die in Vlissingen
woonde, liet op 20 februari 1553 voor de
Mechelse schepenen de verkoop registreren
van zijn heude aan de Mechelse schipper
Peeter Baeck. De koopsom bedroeg
25 pond groten Vlaams, die Baeck jaarlijks
met 6 pond groten Vlaams zou afbetalen,
telkens op 1 mei. Indien Peeter Baeck zou
nalaten om op die vervaldag af te rekenen,
dan verbeurde hij "eenen angelot". Een
angelot was een gouden munt met de af
beelding van aartsengel Michaël die een
draak verslaat en met op de keerzijde de
afbeelding van een schip. Wellicht had de
keuze voor deze munt ook een symboli
sche betekenis bij het opleggen van de
boete bij eventuele wanbetaling.
Op 11 juli 1553 verkocht schipper Marten
Janssens zijn heude met gewand en ander
toebehoren voor 26 pond groten Vlaams
aan de Antwerpse schipper Gommaer
Baeck. Opvallend is dat deze verkoop in
Mechelen voor de Mechelse schepenen
gebeurde en niet bijvoorbeeld in Antwerpen.
Gommaer Baeck zou 6 pond groten
Vlaams betalen met Bamis en verder jaar
lijks hetzelfde bedrag, telkens met Bamis
tot de volledige betaling van de koopsom.
Als borg stelden zich Marten van Roije en
meester Baptista de Mont Saint Eloij, ieder
voor de helft. Met deze afrekening werd
meteen de waterbrief - een verhandelbaar
schuldbewijs - nietig van 39 pond groten
Vlaams, die Peeter Baeck de jonge schuldig
was aan Marten Janssens.
Enkele maanden later, op 20 november
1553, verkocht dezelfde Marten Janssens,
"scipper van Vlissinghen", een heude voor
64 groten Vlaams aan de Mechelse schip
per Joos van Bolhoven. Hij zou de koop
som afbetalen met 16 pond groten Vlaams,
telkens op 2 november.
Marten Janssens alias Vermoelen, "scipper
van Vlissinghen" - wellicht dezelfde als
hiervoor - verkocht op 31 maart 1556 voor