Zicht op het klooster van Bethaniën buiten de stadswallen van Mechelen, gesticht in 1421 door Maria van Boutersem, dochter van Hendrik VIII van Boutersem, heer van Bergen op Zoom, en Beatrix van Polanen. Op de Dijle varen twee pleitschepen in de richting van de Winketpoort. Het grootste vaartuig voert op de achtersteven en op de mast de Nederlandse vlag. Rechts aan de stadswal is de Adegempoort. Op de achtergrond de Sint-Romboutstoren. In 1572 werd het klooster door Staatse troepen platge brand. Het originele schilderij behoort tot de collectie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel. Regionale Beeldbank Mechelen, SME001001465) 36 pond groten Vlaams een heude aan Franchois Vercammen, schipper van Mechelen. De koper diende met Lichtmis (2 februari) 8 pond groten Vlaams te betalen en verder jaarlijks hetzelfde bedrag, telkens op Lichtmis. Bernaerdt Bellens en Jan Jacopsz. Baeck, schipper van Mechelen, stelden zich borg voor de betaling van de koopsom. Op 2 juli 1558 verkocht schipper Anthoe- nissen Adriaenssen Boersskens zijn heude voor 34 pond groten Vlaams aan de Mechelse schipper Willem Weijkens. Hij zou de koopsom jaarlijks en telkens op 31 mei afbetalen met 7 pond groten Vlaams. Gielis Baeck en Cornelis Janssens stelden zich voor hem borg. Jacoppe Couthals, zoon van Jan Couthals en die in Vlissingen woonde, verkocht op 9 januari 1561 voor 28 pond groten Vlaams aan Jan Dams, zoon van Jan, een "halff heudeschip genaempt Den Pellicaen". Jacoppe Couthals bleef dus eigenaar van de andere helft van het vaartuig. In een periode waarin de scheepsverzekering nog in de kinderschoenen stond, werd al eens naar het systeem van de partenrederij gegrepen. In deze bezitsvorm bezat een scheepseigenaar slechts één of meerdere delen van een vaartuig, wat zijn verlies bij schipbreuk kon beperken. Dams betaalde voor de helft van het schip contant 7 pond

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2018 | | pagina 30