den onverrichter zake terug. Op 2 juli 1595 vertrok een vloot van zeven schepen, waaronder twee Zeeuwse. Ook weer zon der succes keerden deze op 18 november 1595 terug in Nederland. Na deze twee vergeefse reizen werd op kosten van Amsterdam in 1596 een derde expeditie uitgerust, bestaande uit twee schepen, één onder Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck en één onder Jan Cornelisz. Rijp. Beide schepen splitsten om te zien wie van beiden het eerst de Tartarische Zee zou bereiken. Het werd echter weder om door ijsgang geen succes en Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck waren genoodzaakt te overwinteren op Nova Zembla. Over deze expeditie werd in 1598 een verslag geschreven door Gerrit de Veer. In deze Waerachtighe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort vertelt hij over de poolreis en de ontberingen in het door de bemanning gebouwde Behouden Huys. Een aantal keren verwijst De Veer naar het Vlissinger hoofd, de kaap ongeveer vijftig kilometer van dit huis verwijderd. In 1598 werd, postuum, een op aanwijzin gen van Willem Barentsz samengestelde poolkaart uitgegeven. Hierop komen twee namen voor die een bekende Walcherse klank hebben: T' Veere Eylandt en T' Vlissinger hooft. Het Vlissinger hoofd is een blijvertje. Deze naam werd later in het Russisch vertaald als Kaap Flissingsky. Ook op latere kaarten komt deze naar Vlissingen verwijzende naam voor. Anders is het met T' Veere Eylandt. Gerrit de Veer noemt het in zijn verslag uit 1598 Beren eiland. Op Barentsz' poolkaart uit hetzelfde jaar heet het T' Veere Eylandt (zie afbeel ding; detail van poolkaart). Op een kaart uit 1609 heet het t'viercandt eylandt en in 1621 Verre Eiland. Misschien verschrijvin gen? De tegenwoordige naam is Beren eiland (in het Noors: Bjornoya). Het ligt tussen Spitsbergen en de Noordkaap en hoort bij Noorwegen. Peter Blom T' Veere Eylandt. (detail van de poolkaart uit 1598) rDcE/hmde va Orafk A** hcjecrtc hooft !x,v; vcrioihfcr^ ?A hoeck j% T' Vlissinger hooft. (detail van de poolkaart uit 1598)

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2018 | | pagina 34