9
die wachthield op fort Den Haak bestond
uit inwoners van omliggende dorpen zoals
Vrouwenpolder, Gapinge, Zanddijk, Kle-
verskerke en Sint Laurens. De opgeroepen
mannen moesten hun eigen geweer mee
nemen. Als maximum gold de leeftijd van
zestig jaar en uitgezonderd voor dienst
waren chirurgijns, klokkenluiders, voorzan-
het wachtlopen op Den Haak.13
Hoe het systeem in de praktijk werkte blijkt
uit het voorbeeld uit de al eerder genoem
de Oostenrijkse Successieoorlog. Op 10
januari 1746 telde de wachtcompagnie van
kapitein Jacob Pieterse uit Vrouwenpolder
217 manschappen waaronder een staf van
zeven officieren, dertien sergeanten, twee
gers in de kerk en gewetensbezwaarden
zoals de doopsgezinden. De wachters
mochten een kleine buit aan inbeslaggeno-
men smokkelwaar zelf houden. Ook wer
den er premies uitgereikt wanneer bepaal
de overtreders werden opgepakt. Aan de
andere kant waren de wachters onderwor
pen aan strenge regels. Zo werden onder
andere geldstraffen uitgedeeld voor dron
kenschap en slapen in diensttijd. In de
notulen van de krijgsraad is bijvoorbeeld te
lezen dat op 6 augustus 1781 aan vier
mannen uit Serooskerke en één uit Vrou
wenpolder een boete van tien schellingen
werd opgelegd vanwege hun absentie bij
tamboers, één provoost en ook een schrij
ver. De rest van Pieterses troepen was
verdeeld over tien wachten, die elk uit twee
korporaals, vier man te paard en negen tot
elf voetknechten bestonden. Elke wacht
deed 24 uur dienst waarbij tussen de twee
naastgelegen wachthuizen werd gepa
trouilleerd. In de loop van de achttiende
eeuw was er ook bij Vrouwenpolder, ten
westen van Den Haak, een wachthuis ver-
Fort „De Haeck Vrouwepolde
De kruitkelder op fort Den Haak bij Vrouwenpol
der, ca. 1935. (ZB\ Planbureau en Bibliotheek
van Zeeland, Beeldbank Zeeland, prentbriefkaart
37183)