11 rezen. In het zuidoosten lag een wachtpost bij het Leverhuis, vlak voor Veere. De aan wezigheid van de lantaarn voor de scheep vaart op Den Haak gaf nu aanleiding tot een probleem. Het fort kon hierdoor niet, zoals de andere wachthuizen, met lichtsig nalen de andere posten waarschuwen. Het alternatief, het geven van vlagsignalen, was zinloos bij nacht en bij mistig weer. Den Haak kreeg daarom officieel toestem ming om alarm te slaan door het afvuren van losse flodders. Bij een vijandelijke aan val zou zijn wacht betrekkelijk weerloos zijn, maar dan kon kapitein Pieterse een beroep doen op reguliere troepen. In 1746 lagen het regiment infanterie van kolonel Van Kinschot en het cavalerieregiment van kolonel Grave van Rechteren verspreid over de garnizoenen van de vestingsteden Vlissingen, Veere en Middelburg. Veere had bovendien opdracht gekregen om en kele oorlogsschepen vóór het fort te statio- neren.14 Ondanks de aanwezigheid van de konsta bel raakte het fort in de loop van de acht tiende eeuw steeds verder verwaarloosd. In de praktijk werd alleen het hoogstnood zakelijke onderhoud uitgevoerd, waardoor het verval zich kon voortzetten. Toen een zware storm in 1750 de palissaden voor een groot deel had losgeslagen werd het resterende hout maar verkocht. De vloed van 1782 spoelde het zuidelijke halfbastion weg. Aan de zuidzijde van Den Haak wa ren nu beide bolwerken verdwenen waar door het een 'open fort' was geworden, ongeschikt voor een langdurige verdedi ging. In 1793 werd de landwacht in de oorlog tegen Frankrijk opnieuw opgeroepen. Ook Den Haak werd andermaal in staat van paraatheid gebracht. Het fort telde nog altijd een geduchte bewapening met vijf metalen en acht ijzeren 24-ponders en twee houwitsers. Na de Bataafse Revolutie werd op 24 mei 1796 de landwacht door de "provisioneele repraesentanten van het volk van Zeeland voor finaal gelicenti- eerd en ontslagen". De vaandels, trommen en "veldteekenen, geen particuliere of pri vative eigendom zijnde", moesten worden ingeleverd.15 Het opheffen van de land wacht betekende echter nog niet het einde van Den Haak; het fort zou, juist meer dan 220 jaar na de bouw, nog zijn vuurdoop moeten ondergaan. De Britse invasie in 1809 In 1806 riep Napoleon zijn broer Lodewijk uit tot koning van Holland. Het koninkrijk Holland was een vazalstaat van Frankrijk en raakte daardoor ook betrokken bij de oorlogen van de Franse keizer tegen Groot-Brittannië. Koning Lodewijk maakte zich dan ook ongerust over een mogelijke Britse landing op zijn kust. Na inspectiebe zoeken in 1808 en 1809 schreef de Hol landse luitenant-kolonel-directeur van het Korps Ingenieurs, Johan George Siderius, een alarmerend rapport over de stand van de verdedigingswerken op Walcheren. Zo wees hij op het strategische belang van het strand van Breezand vlak bij het fort Den Haak: "eene zeer bekwame positie voor eenen vijand, tot het effectueren eener landing". Siderius schreef dan ook dat "het noodzakelijk zoude zijn op dit punt, eene meer dan gemeene waakzaamheid, en ware het dat het financieel vermogen van het Rijk zulks toeliet, eenige permanente verdedigingswerken daar te stellen". Den Haak was niet meer geschikt voor de mo derne oorlogsvoering. Hoewel het nog altijd was bewapend met vier kanonnen van 24

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2018 | | pagina 13