33 migranten naar Zeeland werd gehaald. De aartsbisschop van Salzburg had zijn luther se onderdanen gesommeerd zich tot het rooms-katholieke geloof te bekeren of bin nen vier jaar het land te verlaten. Dat bracht een volksverhuizing op gang naar noordelijke, reformatorische gebieden. Daarvan wilde men hier te lande graag profiteren. Zo staken Middelburg, Veere en Vlissingen de koppen bij elkaar met het doel 350 tot 400 vluchtelingen te bewegen naar Walcheren te komen. Enerzijds was men begaan met het lot van de lutheranen. Dominee Treijtel, de lutherse predikant van Middelburg die met de werving was belast, benadrukte voor zijn kerkenraad het huma nitaire motief "de vluchtelingen te ontlasten van wrede vervolgingen en onderdrukking". Anderzijds speelde een economisch motief een belangrijke rol, namelijk de krappe arbeidsmarkt in de landbouw. Uit de selec tiecriteria die Treijtel meekreeg, blijkt wel dat dit een doorslaggevend argument was: er mochten geen personen meekomen die gebrekkig waren of ouder dan 46 jaar. Ook wezen zouden niet worden toegelaten. Hier ging de koopman de dominee voor. Omdat de familiebanden onder de migran ten nogal hecht waren en ouderen niet makkelijk in de steek werden gelaten, gaven slechts 59 lutheranen aan de Walcherse oproep gehoor. Zij kwamen in oktober 1732 aan op Walcheren, 39 van hen werden aan Middelburg toegewezen.1 De nieuwe lutherse kerk De nieuwe aanwas droeg bij aan de ruim- teproblematiek in het pakhuis aan het Links: het interieur van de lutherse kerk met de drie nieuwe kroonluchters. (foto Ida Dooren- weerd) Suikerplein en dus besloot de kerkenraad voor nieuwbouw te gaan. Stadsarchitect Jan de Munck werd in de arm genomen voor een ontwerp, waarna het stadsbestuur werd verzocht in te stemmen met de bouw van een kerk. Het stadsbestuur was hen zeer ter wille. Het stelde een stuk grond beschikbaar aan het Molenwater, vrij ("voor altoos") van belastingen en andere lasten, alsmede een bedrag van vijfhonderd gul den. De kerkenraad kon zich nu over de financiering van het project gaan buigen waarvan de bouw begroot werd op 42 dui zend gulden. Nadat het de kerkenraad was verboden te collecteren in Middelburg en omgeving, besloot men een der predikan ten in 1739 op pad te sturen om in Duits land de solidariteit van geloofsgenoten te beproeven. Dat viel niet tegen; in 1740 werd een tweede reis ondernomen die tot in Berlijn voerde. Een derde reis in datzelf de jaar bleef binnenslands en richtte zich vooral op Amsterdam en omstreken. Hoe wel er voor die tijd aanzienlijke bedragen werden opgehaald, besloot de kerkenraad begin 1740 een kapitaal van 30 duizend gulden te verwerven door uitgifte van "100 stuks rentebrieven a 50 ponden Vlaams, tegens ten Interest van hondert pond Vlaams, aan de gezamentlijke intekenaars op instervende lijfrente". Opmerkelijk is overigens dat voor alle belangrijke beslis singen die de kerkenraad nam, de bemoei enis en goedkeuring van het stadsbestuur of de Staten van Zeeland vereist waren, onder meer ook voor aanstelling en ontslag van predikanten en het oplossen van inter ne ruzies. Kerk en staat waren (nog) niet gescheiden. Voor de uitgifte van deze zo genoemde Tontine-lijfrente was goedkeu ring van de Staten van Zeeland vereist en die werd ook verkregen. De uitgifte van

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2018 | | pagina 35