Bij dit nummer
H<W
2
Tot de meest rustgevende plaatsen van
Walcheren behoren de tientallen begraaf
plaatsen. De lente leent zich om eens een
wandeling te maken over deze hoven van
stilte en herdenken. Het leert ons over de
namen en de geschiedenis van hen die
ons op Walcheren zijn voorgegaan.
Opvallend is dat op oude Walcherse kerk
hoven weinig grafstenen van vóór 1800
liggen, terwijl hier door de eeuwen heen
toch duizenden doden begraven zijn. De
conclusie kan zijn dat bij de meeste graven
geen blijvend monument werd geplaatst of
dat in de laatste tweehonderd jaar veel
oude graven zijn geruimd.
Het begraven rond of in de kerk was een
oud gebruik. In deze gewijde grond wacht
ten de doden op de jongste dag. Het was
het terrein van de doodgraver. Een zeven-
tiende-eeuws rijmpje over zijn vak luidde
"Ik graave kuilen voor de dooden,/ Tot haar
begraaffenis van nooden./ Ik verzorg dat
ijder, na zijn geld,/ Ter aarden eerlijk werd
besteld." Tot in de dood was er ongelijk
heid. Had je veel geld dan kocht je een
grafzerk met een monument in de kerk,
arme drommels moesten het doen met een
kuil op het kerkhof.
Het kerkhof werd meestal begrensd door
een lage stenen muur. In Zoutelande met
selde men in 1583 een afscheiding tegen
de inloop van varkens. Soms werd een
houten schutting neergezet, zoals in Kou-
dekerke, en in de loop van de negentiende
eeuw werd in Biggekerke de kerkhofmuur
vervangen door een heg. Bij de ingang van
het kerkhof werd een rooster aangelegd
zodat honden en varkens hier niet konden
wroeten. Onze bijgelovige voorouders za
gen dit ook als een middel om de duivel
van het kerkhof te weren. Met zijn bokken-
poten zou hij hierin blijven steken. In mid-
deleeuwse verordeningen komt men vaak
tegen dat spelende kinderen van deze
dodenakkers geweerd werden. In de ne
gentiende eeuw, toen veel kerkhoven ge
sloten werden, nam men het minder nauw.
Op een deel van het Biggekerkse kerkhof
werden varkens gebrand en schapen ge
weid. Rond de kerk van Oostkapelle werd
de grond gebruikt als schapen- en geiten-
weide, bleekveld en plantsoen.
In de stadskerken konden rijken zich een
laatste rustplaats dicht bij het altaar of in
een van de kapellen veroorloven. Niet dat
dit de verzekering gaf dat dit tot in de
eeuwigheid zou blijven bestaan. Door kerk
branden (zoals de Middelburgse Abdijkerk
in 1568, de Grote kerk van Veere in 1686
en de Vlissingse Sint Jacobskerk in 1911),
afbraak en oorlogsgeweld werden zerken-
vloeren en grafmonumenten verwoest.
De bijdragen in dit lentenummer van De
Wete leren ons ook over mensen en plaat
sen 'van voorbij'. Net zoals het mijmeren
voor een grafmonument neemt het ons
mee naar vroeger. Tobias van Gent be
schrijft de historie van het bij Vrouwen
polder gelegen fort Den Haak. Deze ge
schiedenis is in 2018 actueel vanwege het
bouwen van recreatiebedrijven ten zuiden
van de restanten van dit vervallen fort.
Henk Barentsen haalt herinneringen op
aan de toeristendrukte rond Pinksteren
1956 in Biggekerke en Jan Kaljouw vertelt
ons over de buitenplaats Schoonenburg in
Oost-Souburg. Leo Faase heeft de stilte
van de oude lutherse kerk in Middelburg
opgezocht en doet in dit nummer verslag
van zijn onderzoek naar de kroonluchters
die hier hangen. We wensen u veel lees
plezier toe.
De redactie