7 V fort beschikte op dat moment ook nog over enige bebouwing, zoals het wachthuis en een woonhuis voor de commandant. Ten behoeve van de inspectie van de scheep vaart waren er enkele sloepen aanwezig en er was een vlaggenpaal opgericht voor communicatie. Den Haak kwam echter wel vanaf de landzijde in toenemende mate in het nauw door oprukkend zand. Duinaan- was vormde een ernstige belemmering voor het schootsveld van de kanonnen. Het fort werd bovendien kwetsbaar doordat het vanaf de hoge duinen gemakkelijk kon worden aangevallen. In 1670 werden de kosten om de duinen af te graven al op meer dan tienduizend gulden geraamd. Ook de zee vormde een constante bedrei ging voor Den Haak. Een grote vloed richt te in 1682 zware schade aan; het zuidelijke bastion werd hierdoor grotendeels wegge slagen. Overwogen werd toen zelfs om het fort maar af te breken, maar het jaar erop werden toch weer kleine herstelwerkzaam heden verricht. De onmogelijke en voortdu rende strijd van het fort tegen de natuurele menten deed de steller van een geheim rapport uit 1779 over de defensie van Zee land zelfs concluderen dat de bouw van het fort op die plaats een "misslag" was geweest.9 Dat Den Haak desondanks niet werd opge geven is veelzeggend voor de ambivalente houding die de Zeeuwse bestuurders te genover het fort aannamen. Zij waren con stant terughoudend om er geld aan te spenderen, maar, zoals al bij de bouw was gebleken, in tijden van nood werden er toch altijd weer financiën vrijgemaakt. Blijk baar durfden de regenten het niet aan om een dergelijke strategische locatie met haar brede landingsstrand onverdedigd te laten. Illustratief is de opstelling van de Staten van Zeeland gedurende de Oosten rijkse Successieoorlog (1740-1748). Op 16 juni 1744 waren de Staten van oordeel dat er geen geld kon worden uitgetrokken om het fort in een betere staat van verdediging te brengen. Het zou immers veel te kost baar zijn om al het zand te verwijderen. Bovendien zou het verdedigingswerk in Fort Den Haak aan het eind van de achttiende eeuw. Duidelijk zichtbaar is de schade die zee en zand inmiddels aan de zuidelijke bastions hebben toegebracht. Detail uit de kaart 'Van het Noor- derstrand, het wachthuis bij Oostkapelle tot het Fort Den Haak, met de hoofden en rijswerken, alsmede de vroonen tot het schotbare land', G. De Feyter, 1791. (Zeeuws Archief, Polder Wal cheren 1511-1870, nr. 2521) korte tijd door het "overstuwende zand" opnieuw "geruïneerd" worden. Intussen was ook de vaargeul naar Veere buiten bereik van het geschut komen te liggen. ■Sf Jacobs Hoofd Mactj ti ers Hoofd HesfeJbi Brouwers H

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2018 | | pagina 9