52
Bij de metalen vondsten komen onder an
dere mantelspelden en riemgespen voor.
De vondst van één gesp baarde opzien,
omdat deze een verwijzing naar de Vikin
gen is. Het is een gesp met lintvormige
structuren in de Borre-stijl van Scandinavi
sche origine.
In 1647 en 1651 ontdekte men op het
strand van Domburg een Romeins heilig
dom. Behalve de fundamenten van een
klein gebouwtje, de tempel, werden uitein
delijk 34 votiefaltaren gevonden, waarvan
27 met een beeltenis en zeven met alleen
een inscriptie. Van de altaren waren er 27
aan Nehalennia gewijd. De overige zijn
gewijd aan Jupiter, Neptunus, Hercules,
Victoria en de lokale godin Burorina. Ze
dragen opschriften in het Latijn.
Nehalennia was een inheemse godin die
omstreeks 180-230 door de Romeinen
werd vereerd en als beschermvrouw van
zeevaarders, handelaren en reders werd
gezien.
De votiefstenen lagen twee eeuwen lang
opgestapeld in de kerk van Domburg. In
1848 werd de kerk door de bliksem getrof
fen en brandde volledig uit. Een heel groot
deel van de votiefstenen werd daardoor
vernietigd.
Frans van den Driest
Documentaire fotografie en de Ramp
Aansluitend aan de jaarvergadering van
woensdag 18 april jl. hield Jacqueline van
Paaschen een lezing naar aanleiding van
de recente publicatie De Ramp (The
Flood). Het boek, dat zij samen met Els
Kerremans samenstelde, is eigenlijk een
boek over een boek, namelijk over De
Ramp dat in de loop van 1953 onder grote
haast tot stand kwam. De opbrengsten van
de uitgave kwamen ten bate van het Natio
naal Rampenfonds, de medewerkers eraan
bleven nagenoeg anoniem. De Ramp van
1953 ging over de watersnood, De Ramp
van 2018 gaat over de fotografen die in
1953 binnen een dag het watersnoodge-
bied introkken en daarmee een verhaal
vertelden dat voor de direct betrokkenen
pas na vele jaren vertelbaar zou zijn. De
fotografen van 1953 worden door het boek
aan de anonimiteit onttrokken en de ge
schiedenis van de overlevenden wordt
opnieuw verteld.
Maar de Ramp is niet een typisch Wal-
chers verhaal, en de vraag was toch om de
Walcherse context bij de lezing te betrek
ken. De nadruk in de lezing kwam dan ook
te liggen op Eva Besnyö, schoondochter
van Charley Toorop en al voor de oorlog
een bekende op Walcheren, met name op
Westkapelle.
Jacqueline van Paaschen studeerde kunst
geschiedenis en was al tijdens haar studie
geïnteresseerd in de sociale fotografie,
zoals de sociaal-realistische arbeidersfoto
grafie die we bijvoorbeeld kennen uit de
oude Sovjet-Unie. Al gauw stuitte ze op
Eva Besnyö (1910-2003).
Eva groeide op in een gegoed milieu in
Boedapest. Ze voelde zich aangetrokken
tot de fotografie en werd een leerling van
Josef Pécsi. Op twintigjarige leeftijd vertrok
ze naar Berlijn, toentertijd het centrum van
avant-gardistische kunststromingen. Mede
onder invloed van het Bauhaus ontwikkel
de ze er een eigen realistische en zakelijke
stijl, waarmee ze zich distantieerde van de
vigerende romantiserende traditie in de
fotografie. Ze documenteerde het leven
van alledag en het wekt dan ook geen ver
bazing dat ze de marxistische Arbeiter-
schule bezocht, waar fotografie als wapen