11 wereldberoemd werd met zijn tekeningen in de Provinciale Zeeuwse Courant, elke week een halve pagina. Het andere werk van deze man is enigszins aan het zicht onttrokken. Hij overleed in Middelburg, 45 jaar oud, op 26 januari 1973. Hij was dus 24 jaar op de bewuste zondag bij Bever sluis aan tafel. De tweede gast die aan het boek had mee gewerkt, was een vrouw, niet meer zo jong, wel rijk of in ieder geval zeer rijk geweest. Het was de zestigjarige Roline Maria Wichers Wierdsma. Ze was op 30 oktober 1891 in Franeker geboren en woonde, ongehuwd, met wat vrouwelijk personeel, al jaren net buiten Domburg op het hoekje van de Zuiverseweg in een villa. Roline Wichers Wierdsma was in verschillende opzichten een typische vrouw, maar voor dit verhaal is het voldoende om te zeggen dat zij voor Geertrui, de heks van Veere een bandvignet had ontworpen, een wapen van de stad Veere. Ze ontwierp postzegels, medailles, penningen, boekmerken, vignet ten, ex librissen en was zeer ervaren in de grafische kunsten. Een maand voor het diner, op 11 november 1951, schreef Beversluis aan Roline Wichers Wierdsma dat het boek eraan zat te komen, "zoodat ons intiem feestje nu ook spoedig komt". De schrijfster ontving kort daarop haar auteursexemplaren. Het gedicht In het gedicht dat Martien Beversluis tij dens het diner voordroeg legde hij een verband tussen het leven van Geertrui en zijn vrouw. Jo had namelijk in het kamp in Groede het idee gekregen om haar eigen lot te projecteren op de levensloop van Geertrui. Ze voelde zich iemand die door haar idealisme uit de samenleving was verwijderd. Ze voelde zich behandeld als een heks, met een gelijksoortig proces. Als haar echtgenoot het tijdens het diner niet verteld had, hadden we het niet geweten. Dignate was in dat kamp zelfs al begonnen met schrijven. Beversluis begon met het aanspreken van de gasten: "Vereerde vrienden en disgeno ten Wij zullen vanavond 't verschijnen gedincken/ van Geertrui, de heks, die gij afgebeeld/ door de Prince der teekenaars ziet gepenseeld/ en daarop de zachte cla ret gaan drinken./ Wij willen vereeren de nobele vrouwe,/ die de wildemannen van Vere riep/ en in rechte stiele hun onbehou wen/ oerbeeltenissen tot wapen schiep!/ Wij willen de twee Goesche vrienden be- klinken/ die de poort hunner stad vroo zijn uitgegaan,/ om hier op de plaats, die de heks deed verzinken/ in assche en rook, met ons stil te staan/ bij het heugelijk feit, dat drie goede lieden/ (ik breng hun uit veler naam dank en hulde)/ waarvan twee het vaderland eens verrieden,/ hun plicht jegens God en dit land vervulden." Met enige inspanning is het wel te volgen: Geertrui wordt herdacht, Prince en de nobele vrouw Roline Wichers Wierdsma worden gefêteerd. Maar dan voegen zich nog de overige twee gasten aan tafel, twee vrienden uit Goes. Ze hebben het vader land verraden terwijl ze hun plicht vervul den. Uit het vervolg van het lange vers kunnen we afleiden wie de twee uit Goes zijn, de een heet Cees en zijn vrouw Liet: Kees wist in de houtbranch, de juun en de peeën verzonken in d'Ellewoutsdijksche contrei niets af van de Heks, maar Liet was al de weeën der eerste geboorte in Groede nabij. Cees heeft dus in de juun en de peeën

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2018 | | pagina 13