gaskar Van den Broecke's eerste reisdoe
len. Er werd echter niet aan land gegaan
vanwege het onstuimige weer en de lastig
te bereiken aanmeerplekken. Vervolgens
werd Somaliland, aan de oostkust van
Afrika, aangedaan. Omdat er problemen
waren met het schip werd de reis niet ver
volgd naar Arabië, zoals gepland, maar
Gezicht op de Hollandse loge te Surat, 1629.
Op de binnenplaats staan goederen opgestapeld
en is de spiegel van een schip te zien. Onderdeel
van de illustraties in het verslag van de tochten
van Pieter van den Broecke naar Oost-Indië,
1605-1640. (Rijksmuseum, Amsterdam)
werd er direct naar Suratte gezeild. Dat
bleek een verkeerde inschatting, want in
dit deel van het jaar was de westkust van
India doorgaans moeilijk toegankelijk voor
schepen. Ten zuiden van Suratte, bij de
plaats Bulsar (of Valsad), raakten de sche
pen van de vloot elkaar kwijt. De Duive en
de Middelborch liepen op respectievelijk 18
en 19 juli 1617 op de kust als gevolg van
slechte weersomstandigheden en strand
den op korte afstand van elkaar.
De eerder genoemde Gillis van Ravesteyn
maakte ook deel uit van deze onfortuinlijke
vloot en kreeg na het debacle de opdracht
om met een aantal lokale ingezetenen
naar Bulsar te gaan om te onderhandelen
met de plaatselijke autoriteiten. Het was
immers geen ondenkbaar scenario dat de
schepen en de lading zouden vervallen
aan de grootmogol, die als heerser over dit
gebied de goederen kon opeisen.
Op 20 juli 1617 werd onder leiding van
Van den Broecke een tijdelijke versterking
opgeworpen, ter verdediging tegen even
tuele lokale vijandigheden, in dit geval de
onderdanen van de grootmogol, of koloni
ale opponenten. Tot die laatste categorie
behoorden uiteraard de Portugezen, want
die hadden niet ver van de plek des on-
heils een handelsloge. De versterking werd
niet 'fort' genoemd, maar 'barricade'. Dat