over. De betrokkenheid van Springer had
waarschijnlijk betrekking op het onderhoud
van de bijzondere bomen in het park. Of de
toen 84-jarige tuinarchitect daadwerkelijk
is gekomen en adviezen heeft gegeven, is
niet bekend. Wel heeft hij een artikel gewijd
aan Der Boede, dat vooral gaat over een
prent ervan die rond 1700 was opgenomen
in de Nieuwe cronyk van Zeeland door
Mattheus Smallegange. In een artikel in
Floralia wees Springer erop dat de vrees
voor het verlies van deze buitenplaats
vooral ging over de natuur, maar dat "bij dit
buiten, als bij zoovele in ons land, verge
ten wordt, dat wij de schoonheden van dit
landgoed aan de tuinkunst te danken heb
ben. Gaan wij de geschiedenis van onze
buitens na en ook van dit, dan zien wij
dat er in vroegere jaren van natuurschoon
geen sprake was." Springer vond dat "men
toch zeer moet oppassen waar het betreft
oude buitens, niet al te luid te roepen over
Natuurmonumenten. Men doet te kort aan
de nagedachtenis der mannen, die de
grondslagen legden."29
Op verzoek van Mees werd Der Boede in
februari 1940 aangemerkt als landgoed in
de zin van de Natuurschoonwet 1928.30 De
instandhouding van het park leek hiermee
voor de volgende jaren gegarandeerd. Het
verheugde de burgemeester dat "de fraaie
buitenplaats Ter Boede behouden is geble
ven voor de gemeente; hij hoopt dat deze
buitengewoon mooie omgeving nog lang
bewaard mag blijven."31
Oorlogsjaren
De gebeurtenissen in de Tweede We
reldoorlog maakten die hoop ijdel. Vanaf
14 mei 1940 huurde de scheepswerf Ko
ninklijke Maatschappij De Schelde enkele
ruimtes in Der Boede, voor het geval hun
kantoren in Vlissingen door beschietingen
onbruikbaar mochten worden. In juni ves
tigden 128 Duitse militairen van de Kriegs-
marine met twee officieren zich in het huis,
die er tot in augustus bleven. Op 15 okto
ber 1940 werd het landgoed in beslag ge
nomen om als woning dienst te gaan doen
voor K.E.W. (Willi) Münzer, de Beauftragte
Der Boede, verzorgingstehuizen, 1964. (ZB\
Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, Beeld
bank Zeeland, Jacqueline Midavaine, 118753)
des Reichskommissars für die besetzten
niederlandischen Gebiete für die Provinz
Zeeland. Hoewel de Rijksgebouwendienst
Mees enigszins compenseerde met een
financiële vergoeding, moest hij dulden dat
in het huis verbouwingen plaatsvonden die
het kort daarvoor opgeknapte interieur da
nig beschadigden. Hij informeerde bij zijn
zaakwaarnemers ter plaatse regelmatig
naar de toestand van de op zolder opge
slagen meubelen, zoekgeraakte voorwer
pen en de toestand van de gebouwen.32
Tijdens de inundatie ging de beplanting
van het park verloren. Van 1946 tot 1949
verhuurde Mees het huis aan het Centraal
Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers in