Een stapel
problemen
29
De Schotse handel in Veere
Privileges
Vanaf het eerste stapelcontract van 1541
tot circa 1800 fungeerde Veere als stapel
plaats voor goederen uit Schotland. Met
name wol, maar bijvoorbeeld ook zalm en
boter werden vanuit de koninklijke steden
van Schotland1 naar Veere verscheept. Het
stapelcontract hield in dat deze goederen
in Veere werden gelost, opgeslagen en
verhandeld. De stad bezat daarmee het
monopolie op een aantal Schotse stapel
goederen in de Nederlanden. Het stapel
contract gaf de Schotse handelaren in Vee-
re veel voordelen. Zo mochten ze onder
hun eigen rechtsregels leven, hoefden ze
accijnzen op bier en wijn niet te betalen en
konden ze vanaf 1614 hun eigen kerk met
Schotse predikant bezoeken in de noorde
lijke beuk van de Grote Kerk. Een stukje
Schotland in Veere dus.
Aan het hoofd van de Schotse natie stond
de door de conventie van koninklijke ste
den van Schotland benoemde conservator
van de Schotse privileges in de Nederlan
den. De conservator had als taak de Schot
se privileges te beschermen.2 Het stapel
contract bracht de stad grote welvaart,
maar de pakken correspondentie over de
Schotse handel met Veere, bewaard in het
Zeeuws Archief, maken duidelijk dat het
niet vanzelf ging.3
Dordrecht
Al in de zeventiende eeuw verdween de
Schotse stapel voor korte tijd uit Veere.
In de jaren 1668-1671 werd namelijk Dor
drecht in plaats van Veere als stapelplaats
gekozen. Dat deze rechten terug in Veerse
handen kwamen was mede te danken aan
een bekende diplomaat. In het Zeeuws
Archief bevindt zich een brief van Constan-
tijn Huygens van Zuylichem, op 14 februari
1671 ondertekend en verstuurd aan de
magistraat van Veere.4 Huygens was als
diplomaat in Londen en schrijft onder an
dere "hoe seer ernstich hem die saecke ter
herten is gaende". "Hem" is Willem III van
Oranje, koning van Engeland en markies
van Veere en "die saecke" is het stapelcon
tract. Niet alleen de koning ziet de Schotse
stapel graag terug in "sijne stadt Ter Vere",
ook Aberdeen heeft "pregnante redenen
om den Schotschen stapel wederom
van Dordrecht na Ter Vere te wenschen
getransporteert te sien". Huygens bena
drukt in zijn brief de goede intentie van
Aberdeen, omdat "de verplaetsinge vande
stapel uyt ter Veere altoos contrarie haeren
wil ende goetvinden is geweest". Huygens
schrijft dat er vertrouwen in is dat de zaak
in juni tijdens de eerstvolgende vergade
ring van de conventie van de koninklijke
koopsteden van Schotland tot een voor
Veere positief einde zal komen. Vele leden
van de vergadering zijn namelijk "uyt haer
eygen beweginge seer afkeerich vande
stadt Dordrecht, ende tot die van ter Vere
seer genegen".
De brief eindigt met een drietal redenen
waarom Veere voor Aberdeen de ideale
stapelplaats is:
(1) "De Schotsche coopluyden hebben
bij een droeve experientie bevonden, dat
haere schepen bij wintertijd ende vriesend
weder noch in noch uyt Dordrecht en kon-
nen geraken, ende dat sij oversulcx aldair
somwijlen drie, vier ende somtijdts vijff
maenden lang opgehouden sijn geweest,
tot haere groote costen, ende den coopluy-
den swair prejuditie, daer en tegen is seer