32 door hun opgestelde stapelcontract te laten sturen.5 Wilkie had er vertrouwen in dat er vooruitgang zou worden geboekt en dat ze onder "the presant engadgment with the towne of Dort" uit zouden komen. Dat zou ook gebeuren. Mede door het di plomatieke werk van Constantijn Huygens van Zuylichem werd op 12 april 1675 een nieuw stapelcontract met Veere getekend.6 De stapel bestond echter vooral in theorie. In de praktijk voeren veel Schotse schepen namelijk niet naar Veere, maar naar Rotter dam. Het Zeeuws Archief bewaart een lijst uit 1702 van Schotse schippers die tussen september 1701 en januari 1702 naar Rot terdam waren getrokken.7 Op de lijst staan 33 namen, die volgens de opsteller van de lijst overeenstemmen met het boek van de havenmeester van Rotterdam. Het maakt duidelijk dat Veere maandelijks door meer dere Schotse kooplieden werd genegeerd. Dit kwam onder meer door het niet kun nen bieden van goede konvooien voor de Schotse handelsschepen. Juist van deze periode is veel correspondentie bewaard waarin klachten worden geuit over het gebrek aan konvooiering door Veere.8 De vestiging van de conservator in Rotterdam was natuurlijk ook niet in het voordeel van Veere.9 Verval Deze situatie veranderde niet in de acht tiende eeuw. Jacobus Ermerins, stads secretaris van Veere,10 schreef op 26 oktober 1771 een brief over het verval van de Schotse handel in Veere.11 Ermerins meldt dat "vele stapelgoederen deze haven voorbij na elders worden vervoert". Uit de brief blijkt ook dat de toenmalige conser vator, Patrick Crawford,12 vanuit Rotterdam opereerde.13 Ermerins verzocht "de heer Crawford te gaan vinden [in Rotterdam], en hem vriendelijk te verzoeken ten spoedig ste te wille besorgen, dat geene schepen met stapelgoeders, elders dan binnen deze haven hunne cours nemen". Nog geen maand later, op 16 november 1771, stuurde de magistraat van Veere, op verzoek van Crawford, een brief aan de koninklijke koopsteden van Schotland.14 Hieronder volgt een aantal passages.15 "Wij hebben sedert ettelijke jaaren met veel leetwesen het afneemen de Schotsche commercie hier ter stede gezien, en wel gepresumeert dat de stapelgoederen niet alle hier aenkwamen; dan een echt bewijs ontbrak ons om deswegende gefundeerde klagten te doen. "Die ongeregeldheden en contraventien tegen het stapelcontract tusschen u ede le achtbare en ons subsisterende, sijn zoodaenig toegenomen, dat somtijds geen een schip van u edele achtbare natie binnen dese haven te zien was, dat onse attentie heeft opgewekt om naar de eigent- lijke oorsaak van dien serieus ondersoek te laeten geschieden. "Dit was naeuwlijk aangevangen of wij zijn berigt, dat schepen met stapelgoederen geladen, naar andere havens en speciaal naar Rotterdam waeren gezeild, en dat de heer Crawford het noodig en dienstig achte, dat wij ons beswaar daarover aen u edele achtbare zouden inbrengen." "Het is dan met het uiterste displaisier ede le achtbare heeren dat wij ons in het recht vinden gesteld om u edele achtbare te kla gen over den inbreeck van een contract dat zedert den jaare 1444 tot heden, genoeg- saem zonder interruptie heeft gesubsis- teert, en de belangens der Schotsche Natie als onze eigene heeft doen aenmerken." De klachten worden daarna gefundeerd

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2019 | | pagina 35