34
zelfs geen been in had gezien Seyss-In-
quart in zijn huis te ontvangen. Toen hij in
oktober 1940 zijn ontslag nam, werd hij
door Meerkamp van Embden opgevolgd.
Volgens Van Driel was diens burgemees-
tersohap een sleohte keuze. Maar dat is
de vraag. De wereldvreemde geleerde liep
keurig aan de leiband van Münzer.
De biografische schetsen van schilders en
schrijvers vormen het meest interessante
deel van dit boek. Aan de hand van hun
werk kon Van Driel de verschrikkingen van
het nationaalsocialisme duidelijk laten zien
En hij maakt daarbij van zijn hart geen
moordkuil. Onbarmhartig snerend gaat hij
te werk. Zelf heb ik meer dan twintig keer
zo'n spottende opmerking aangetroffen.
Ik moet zeggen dat dat mij veel genoegen
deed. Zelden heb ik zulke afschuwelij
ke antisemitische teksten gelezen als in
het hoofdstuk over het illustere echtpaar
Martien Beversluis en Dignate Robbertz.
Het gedicht van de voormalige pacifist,
socialist, communist, Mariavereerder en
nazi Beversluis 'De Ratten' slaat alles: "De
ratten! De joden! De kapitalisten!/ Verdelg
ze, vertrap ze bij 't eerste geruisch.../ Wij
moeten ze vatten! De dood aan de ratten!"
Hij droeg dit voor op een 'gedenkwaardi
ge avond' van de NSB. "En zo eindigde
een mooie avond", volgens Van Driel. "De
leden gingen gesticht naar huis: hun was
weer duidelijk gemaakt wat er nodig was
voor de nationaalsocialistische heilstaat."
Zelfs bij de NSB hield deze over alle paar
den getilde dichter het niet lang uit. Hij
koos, nog radicaler, voor de Germaanse
SS en zo werd hij in 1944 burgervader
van Veere. Na de oorlog werd deze drie
dubbele verrader van alles waarvoor hij
ooit in zijn leven gestaan had, weliswaar
opgepakt maar niet veroordeeld. In het
interneringskamp had hij de euvele moed
op de wijs van het Horst Wessellied een
Kamplied te componeren met de woorden:
"Het laatste recht staat toch aan onze zij."
Het meest aangrijpende verhaal is dat over
de Vlaamse schilder Alfons van Dijck. Van
af het begin van de bezetting raakte hij in
de gunst van Münzer, die werken van hem
kocht. Van Dijck moest die klandizie wel
accepteren omdat hij bang was anders zijn
Joodse echtgenote te verliezen. Hij sloot
zich zelfs, onder Duitse druk, aan bij de
antisemitische NSNAP, waarvoor hij een
propagandamars langs Joodse huizen or
ganiseerde. Na de oorlog belandden man
en vrouw beiden in het interneringskamp.
Uit het hele werk spreekt een grote morele
betrokkenheid van de schrijver. Daarom
komt zijn nawoord als een verrassing. Wat
mij betreft een onaangename verrassing.
Op die laatste bladzijden heeft Van Driel
gemeend de mode van niet te willen oor
delen, die door Chris van der Heijden in
zijn boek Grijs Verleden is ingezet, volledig
te volgen. Hij stelt dat hij niet heeft willen
oordelen omdat hij dat ongewenst vindt,
maar door zijn voortdurend sneren doet
hij dat wel degelijk. Op sommige plaatsen
oordeelt hij ook expliciet als hij bijvoorbeeld
Beversluis beschuldigt van ressentiment,
gedrenkt in racisme. Waarom dat dan in
een nawoord glashard ontkennen? Ge
schiedschrijving verliest iedere zin als er
niet meer geoordeeld zou mogen worden.
Gjalt Zondergeld
Lo van Driel, Cultuur wordt Kuituur. Cul
turele collaboratie in Zeeland, Vlissingen
2018, 360 pag., ISBN/EAN 978-90-79875
84-9. 24,50.