27
sen van hen. Overal kreeg je een paar
cent. Wij kinderen stuurden nieuwjaars
kaarten naar familie en vrienden. Je moest
van de post een diagonaal kruis zetten
over het adres, want dan werd de kaart op
1 januari bezorgd. Er ging toen een postze
gel van een halve cent op een kaart.
Tijdens de kerstdagen werd in het wees
huis niet veel gedaan. Na de kerkdienst
waren we vrij en mochten we naar onze
familie. De kinderen die op zondagsschool
zaten gingen naar het kerstfeest in de kerk.
Er stond een grote kerstboom, er werd een
mooi verhaal verteld en er werden kerstlie
deren gezongen. Na afloop kreeg iedereen
een boek, een sinaasappel en een reep
chocolade.
De vader en moeder waren op 10 januari
jarig en dan trakteerden ze op koffie en
thee met suiker en een koekje.
Het einde van mijn weeshuistijd
In 1913 mocht ik van school af omdat ik
twaalf jaar was geworden, maar het be
stuur van het weeshuis vond het beter dat
kinderen pas vanaf hun dertiende thuisble
ven en daarom mocht ik nog een jaartje
langer naar school. Ik vond het best leuk
op school en niet erg om nog een jaar lan
ger te gaan. In dat extra jaar ging ik ge
woon verder waar ik gebleven was met
mijn lesboekjes.
Broer Adriaan voer in 1914 al twee jaar en
maakte veel mee op zee. Hij viel eens in
het ruim van het schip en lag een paar
maanden in een ziekenhuis in Engeland.
Hij stuurde altijd mooie kaarten uit de ha
vens waar zijn schip aanmeerde. In 1914
kwam hij naar de wal om op de zeevaart
school voor derde stuurman te leren. Hij
studeerde hard en haalde al snel zijn diplo
ma. We waren allemaal trots op hem.
De wasmeisjes
Wij zijn een tweetal meisjes, der goed'ren wasserij.
Dat kun je haast wel nagaan, ziet gij onze kledij.
We wassen en we plassen en spoelen aan de kant
En zijn ook in het strijken bijzonder bijdehand.
Refrein:
Deze is haar voornaam Mietje.
't Is 't spoelvertrek waar zij regeert
En haar voornaam dat is Pietje
Die als strijkster het meest fungeert.
Met opgestroopte mouwen gaan wij over de straat
Terwijl zo menig jong'ling ons smachtend gadeslaat.
én als er één ons aanspreekt en vraagt wie of we zijn,
Dan geven wij als antwoord de woorden van 't refrein.
Refrein:
We werden een poos geleden op een bal geïnviteerd.
't Was deftig, daarom werd er heel streng gecontroleerd.
't Bestuur vroeg uit de hoogte: "Wie zijn die dames daar?"
Toen hadden we weer dadelijk 't gewone antwoord klaar.
Refrein:
Toen Wilhelm, Duitslands keizer, hier ter visite kwam
Wist men dat hij van alles heel veel notitie nam.
Maar toen hij ons ontmoette bleef hij bedremmeld staan.
"Wie sind sie liebe kleine", sprak hij ons vriendelijk aan.
Refrein:
Die zomer brak de Eerste Wereldoorlog uit
Mijn oudste broer Jan werd gemobiliseerd
en opgeroepen naar de Oranjekazerne in
Den Haag. Jan was al getrouwd en woon
de in Scheveningen. Elisabeth was negen
tien jaar, zij verliet het weeshuis en ging in
betrekking. Haar vriend Albert werkte op